Kievit
U kent de kievit wel, met zijn ronde vleugels, grijs met een groene tot paarse glans, zijn zwarte borst en uitbundige kuif. De dwarrelende vluchten in de lente, waarbij kieviten afwisselend de donkere boven- en de witte onderzijde van hun vleugels tonen. Daarbij mauwen ze iets wat soms op “kiewiet” lijkt, maar meestal op “mieuw”. Als ze dichtbij baltsen, is hun vleugelslag duidelijk hoorbaar, luider en lager dan het gezwiep van zwanenvleugels. “Vrrrrroefffff!”
Lang wisten deze weidevogels zich aan te passen aan het steeds vroegere maaien, de ontwatering, het injecteren van drijfmest. Een nieuw probleem is het uitrijden van mest met sleepslangen. Het houdt een keer op. Na de kemphaan, watersnip, zomertaling, slobeend, patrijs, wulp, tureluur, veldleeuwerik, grutto en scholekster is ook de kievit aan zijn val begonnen. Er zijn nog altijd 110 à 150 duizend paren in Nederland, maar dat zijn er een kwart tot bijna de helft minder dan tien jaar geleden.
Vaak blijven kieviten ’s winters in Nederland, maar als het een tijdje vriest, trekken ze een eindje zuidwaarts. Dat is onverstandig, want in Frankrijk worden ze zoals zoveel vogels voor de lol beschoten. Er worden kieviten door roofdieren gepakt en hun eieren door eierzoekers. Maar hun grootste probleem is landbewerking. Gelukkig zijn er boeren die om de nesten heen maaien.
Kieviten broeden vaker op akkerland. De dichtheden zijn daar zelfs hoger dan op weilanden. Op akkers hebben ze een langer broedseizoen, omdat er later geoogst wordt. Kieviten wier nesten in grasland zijn uitgemaaid, wijken soms alsnog uit naar akkers. Aardappel-, bieten- en maïsakkers liggen er soms nog tot in mei onbewerkt bij en met enkele plukjes gras zijn kieviten al tevreden.
Het valt me sinds februari op dat veel van zulke akkers oranje kleuren, doordat ze bespoten zijn met het plantenvergif glyfosaat. Op zulke velden kan geen vogel leven.
(Natuurdagboek Trouw maandag 6 mei 2019)