Kemphanen verhuizen naar het oosten

Na mijn stukje over het ondergelopen veld met strandlopers en kemphanen, stuurde een lezer me de vraag hoe dat nou zit met die kemphanen. Die zouden op het chemisch behandelde platteland toch zo goed als uitgestorven zijn? En ik zie er tientallen en schaar ze niet eens onder de verrassingen…
Dat laatste zou ik inderdaad kunnen herzien. Kemphanen nemen af, ook in de herfst. Als broedvogel waren ze al zo goed als verdwenen. Misschien dat een dozijn hennetjes zich in Nederland in de lente nog op de eieren verstopt, in een zompig en kruidenrijk weidegebied zoals dat in je jaren ’50 gebruikelijk was. Dan was er eerst druk gevochten door de kleurrijk uitgedoste haantjes. Een schitterend schouwspel dat we hebben opgeofferd aan melkpoeder voor de export naar China. Ik heb als kind nog op diverse plekken kemphanen zien baltsen. Die plekken zijn nu leeg.
Maar er zijn ook kemphanen die in Scandinavië hebben gebroed en in de herfst door Nederland naar Zuid-Europa en Afrika trekken. Sommige durven het zelfs aan ’s winters in Nederland te blijven, meestal in Zeeland. Jarenlang zag ik kemphanen op doortrek in vooral Friesland. In het Lauwersmeer heb ik er wel eens tweeduizend bij elkaar geteld. Ook dat is nu anders. Tussen 2000 en 2010 is hun aantal met zeker 80 procent gekelderd. Kemphanen broeden ook in Finland, Rusland en Siberië, en, zo bleek uit onderzoek van Yvonne Verkuil en andere biologen van de Rijksuniversiteit Groningen, ze hebben hun trekroutes naar het oosten verlegd. Terwijl de aantallen kemphanen op doorreis in Nederland slonken, namen die in Wit-Rusland toe. Veel van de in Europa broedende kemphanen emigreerden naar Siberië.
Ze zijn in de herfst en in de lente nog steeds op doorreis in Nederland te zien, al is het in bescheidener aantallen dan voorheen. In de lente zijn de mannetjes al getooid in hun imponerende kragen. In de herfst zijn die kragen verdwenen.
(Natuurdagboek Trouw woensdag 7 oktober ’20)