
De kou legt lijsters, merels en boomkruipers het zwijgen op. Voor ijsvogels en andere viseters zijn het magere dagen. De kikkers die niet op tijd in de modder zijn gekropen, bevriezen in het ijs. Winterkoninkjes en andere zangvogels moeten het heel koud hebben. Denkt u zich in: zo’n klein lichaam, dat een paar keer dag voedsel nodig heeft om op gang te blijven, moet zich een lange winternacht op temperatuur zien te houden. En wat voor temperatuur: het lichaam van vogels is een graad of twee, drie warmer dan die van mensen. Ze zullen proberen de ijzige oostenwind te trotseren in hun jas van opgezette veren, in bosjes en in elkaars gezelschap. De kleinsten kunnen in nestkastjes schuilen. Winterkoninkjes schijnen wel met tientallen tegelijk in nestkasten te slapen, maar zelf heb ik dat nooit gezien.
Om warm te blijven, moeten vogels eten. Op vorstdag 1 leefde mijn tuin van de vogels. Merels, vinken, groenlingen, koolmezen, pimpelmezen, staartmezen, roodborstjes, merels, Turkse tortels en houtduiven vielen aan op vetbollen, pinda’s, zaden en klokhuizen.
Twee weken geleden zag ik een egel. Zou die in de winterbodem genoeg wormen en slakken hebben gevonden om nu weer een tijd in een winterslaap weg te zakken?

Nu plassen en vijvers bevriezen, terwijl er nauwelijks sneeuw ligt, wordt drinkwater schaars. Ik vervang twee keer per dag het ijs in de drinkbakjes voor water. De eerste die z’n snuit erin steekt is een kat. Katten gaan over één nacht ijs. Als ze daar doorheen zakken, is het gedaan met ze. Ik ken iemand die zijn kat in het ijs vond. Het dier staarde hem met een verwrongen grimas ijzig aan.