Huiler !

Huiler !

© Koos Dijksterhuis

Op de boot naar Schiermonnikoog staat een busje vol kratten, met zeehonden. De zeehonden waren zielig en zijn in Pieterburen opgelapt. Nu krijgen ze hun vrijheid terug, een feestelijke gebeurtenis.

De volgende dag lopen we bij paal 14 op het zachte, zompige zand dat door de springvloed overspoeld werd. Hee, daar ligt een zeehondje. Een huiler, al huilt hij niet. Het dier is richt zijn ronde snuit op. Hij kijkt ons met ronde, vochtige ogen monter aan. Dankzij hun mond op glimlachstand kijken zeehondjes meestal tevreden. Hij heft zijn staart op en klapt in zijn vinnen. Zijn zijvin zit klem onder zijn  buik. Hij ligt aan de springvloedlijn, maar is niet door de zee achtergelaten. Aan het spoor te zien, kroop hij zelf strandopwaarts, keerde een eind terug, draaide zich weer om en ligt nu tweehonderd meter van zijn element.

Waar geleefd wordt, vallen doden. Laatst schreef ik over de zinloosheid van het oplappen van een orka. Verderop liggen stervende heremietkreeften, vissen, krabben en schelpdieren. Dieren gaan dood, vooral jonge dieren.

Maar het zeehondje ziet er zo aandoenlijk uit. Hij laat zich niet naar zee dirigeren. Hij probeert te bijten. Hij hoest – longworm? We sms-en een kennis. Die alarmeert Pieterburen. Ze antwoordt dat er ‘s ochtends al een huiler was gered. De eilander zeehondenredder zal nog eens komen. Later zien we hem erheen pruttelen in een soort golfkarretje.

De volgende dag ligt het zeehondje er nog, kennelijk niet meer te redden. Twee dagen later is hij dood. Intussen hebben we alweer een huiler gevonden. Drie huilers nadat die opgelapte zeehonden zijn vrijgelaten. Spoelen ze domweg opnieuw aan? Lapt Pieterburen steeds dezelfde stumperds op?

DELEN
Reacties zijn gesloten.