Hop hop

Een vriendin van me die ik een bezoek bracht zei dat de hop in haar tuin bloeide en dat ik daar wel een stukje over zou schrijven. Toen ik foto’s van de hop nam, sloot zij weddenschappen af met haar kinderen. ‘Wedden dat ie erover gaat schrijven?’
Ik laat haar winnen. Ik zou haar kinderen wel willen laten winnen, maar dat kan niet. Ze zouden immers nooit weten of ik niet alsnog over die hop begin? Je kunt niet bewijzen dat iets nooit gebeurt of dat iets niet bestaat. Daarom is het ietsisme ook zo populair.
In het wild wringt hop zich door bosranden en hagen van bijvoorbeeld slee- en meidoorns. De klimplant slingert zich, zoals veel klimplanten, rechtsom. Dat is met de klok mee. Hij kan razendsnel groeien en complete tuinen overmeesteren. Toch schijnt er gebrek te zijn aan hop – we drinken te veel bier. Hop voor bier wordt geteeld in eentonige plantages vol klimrekken en pergola’s. Het groeit alleen ’s zomers, als er minimaal veertien uur licht per dag is. Maar dan groeit de plant ook met een meter per week.
Hop geeft bier zijn bittere smaak. In Engeland en Ierland bestel je niet zomaar bier, maar maak je onderscheid tussen lager (pils) en bitter (ook wel stout genoemd of porter, bij ons vooral bekend onder de merknaam Guinness.) Bitter bevat meer hop dan lager. Mensen proeven liever zoetig- dan bitterheid en dus zal de vraag naar hop op den duur wel slinken.
Op de foto ziet u de hop van vriendin, maar niet de bloemen. U ziet de vruchten, bellen genoemd. Waarom hopvruchten bellen heten, weet ik niet. Het zal toch niet te maken hebben met de blaastest voor bierdrinkers?
De hopbellen verraden dat het een vrouwelijke plant is, en dus geen hopman. Hopmannen zijn zeldzaam, omdat ze uit de handel worden gehouden. Niemand wil ze omdat ze geen bellen blazen en hoptelers zijn beducht voor bevruchte bellen, want die maken het bier te bitter en voorkomen een fraaie schuimkraag.
(Natuurdagboek Trouw woensdag 16 september ’20)