Hoogvliegende buizerds

Buiten zitten zonder iets te zien is onmogelijk. Heerlijk vind ik dat, maar het is ook wel eens lastig dat ik niet aan lezen toekom. En als er heel hoog een roofvogel overzeilt, zul je zien dat mijn kijker binnen ligt. Even pakken en de vogel is niet meer te vinden.
Dat zijn meestal buizerds. Zeker op een warme, zonnige middag laten die zich omhoogtillen door stijgende warme lucht, thermiek genoemd. Ze cirkelen tot ze speldenprikjes aan het firmament zijn, om dan in een eindeloze glijvlucht kilometers in de gewenste richting te zweven. Daarbij halen ze hoge snelheden, ze verdwijnen snel uit zicht.
De buizerd is de algemeenste roofvogel van Nederland. Volgens Sovon Vogelonderzoek zijn er zo’n vijftienduizend paren. Dat zijn dertigduizend buizerds, nog afgezien van vrijgezellen. Met de nieuwe generatie erbij zijn het er nog meer. Van augustus tot oktober trekken er ook nog eens tienduizenden over en door ons land zuidwaarts – broedvogels uit vooral Scandinavië. Een deel van die noorderlingen blijft de hele winter in Nederland, zodat hun winterse aantal kan oplopen tot vijftigduizend.
Met ruim een halve meter van kop tot staart en een spanwijdte tot bijna één meter dertig zijn buizerds grote vogels. Als ze met hun gestrekte vleugels en gespreide vingerveren hoog in de lucht cirkelen, maken ze de majestueuze indruk van een kleine arend. Zo koninklijk en statig als ze cirkelen, zo haastig maar behendig kunnen ze door het bos laveren.
Meestal zie je ze op een paal langs de weg zitten, met scheve kop naar de grond loerend of zich daar een muis, kikker of iets ander eetbaars vertoont. Die buizerds kunnen donkerbruin zijn, maar ook bijna wit.
In de nazomer en herfst zijn ze vooral overtrekkend te zien. Als ik op een zonnige middag met mijn verrekijker binnen handbereik op het gras ga liggen en naar boven tuur, zie ik vrijwel altijd buizerds, soms wel tien of twintig tegelijk.
(Natuurdagboek Trouw dinsdag 25 augustus ’20)