Hongerige kanoetstrandlopers
Tot voor kort leek de Waddenzee de zwakste schakel op de trekroute van wadvogels. Kanoetstrandlopers hebben de wadden nodig om op te vetten voor ze naar de Banc d’Arguin vliegen. Dat is een waddengebied in Mauretanië, waar de Sahara met enorme zandduinen de Atlantische Oceaan in wandelt. Er groeien gigantische zeegrasvelden. Het wemelt er van de vogels, zoals kanoetstrandlopers. Het lijkt een voedselbank zonder weerga, maar dat valt tegen.
De bottleneck blijkt onze Waddenzee niet te zijn, of niet meer. Althans, niet de smalste bottleneck. Voor kanoetstrandlopers tenminste. Die lijden vooral onder voedselgebrek op de Banc d’Arguin.
Twee schelpdieren vormen het leeuwendeel op het menu van de Mauretaanse kanoeten. ‘Er zijn net voldoende van die schelpen om de kanoeten te voeden, als er geen andere dieren zijn die ervan eten. Alleen, die zijn er wel’, zegt bioloog Matthijs van der Geest van het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee NIOZ op Texel. Hij promoveerde vrijdag op zijn kanoetenproefschrift in Groningen
Schraalhans is dus kok voor de kanoeten in de Banc d’Arguin. En van het schrale dieet gaan de vogels nog aan de schijterij ook. De zeegrasvelden op de Banc d’Arguin groeien en sterven en gisten. Daarbij komen zwavelverbindingen vrij, die door bacteriën opgenomen worden. Zonder zulke zwavelbacteriën geen frisse zeelucht, maar ze zijn wel giftig voor kanoeten. Die krijgen ze binnen via één van beide schelpdieren. Dat is het tweekleppige schelpdier Loripes lucinalis dat zijn voedsel voor tachtig procent uit zwavelbacteriën haalt.
‘Wanneer meer dan de helft van het kanoetendieet uit Loripes-schelpdieren bestaat, krijgen ze diarree’, ontdekte Van der Geest. De andere schelp, een soort venusschelp, eet geen zwavelbacteriën maar filtert algen uit het water.
(Natuurdagboek Trouw 12 nov. 2013)