Hondsdrafsnoepjes
Hondsdraf is op z’n mooist in de vroege lente. Officieel duurt de bloeitijd van april tot in juni, maar de soort houdt zich maar matig aan die regels. Ik zag al een zonnig veldje paars kleuren. Pal in de zon vormt hondsdraf nu veel bloemen aan aren, die als kaarsen opgericht worden. Straks legt de plant meer nadruk op het blad en zeker in de schaduw is het een groene plant.
De blaadjes kunnen dan behoorlijk groot worden en zich via uitlopers over de grond verspreiden. Hondsdraf is geschikt als bodembedekker, ook in schaduwrijke tuinen. Humusrijke, enigszins vochtige grond is favoriet. Een oude volksnaam voor de plant is kruip-door-den-tuin.
Van dichtbij zijn de paarse lipbloemen van hondsdraf schitterend. Hun bovenlip is een huif waaronder ze bijen ontvangen. Die landen op de onderlip waar donkere stippen de weg naar binnen wijzen. Als ze stuifmeel verzamelen raakt hun rug bepoederd. Willen ze een slokje nectar, dan blijkt die zo diep te liggen, dat ze er niet bij kunnen met hun tong. Als ze geluk hebben heeft een hommel een snoepgaatje in de bloem geknaagd waardoor de bij haar tong kan steken. Maar anders is ze aangewezen op een vrouwelijke bloem. Hondsdraf heeft namelijk zowel tweeslachtige als vrouwelijke bloemen. Een bij buigt zich in de holte en moet daarbij op haar tenen staan vanwege de rij haartjes en drukt daardoor haar rug tegen de stempel aan het plafond, waar het meeliftende stuifmeel achterblijft. Zo zorgen bijen, waarschijnlijk zonder daar bij stil te staan, voor de bestuiving.
Het blad van hondsdraf kan muntig ruiken, wat ook geldt voor van hondsdraf getrokken thee, die door sommigen gedronken wordt vanwege een vermoede verlichting van verstopte luchtwegen, een verzachting van keelpijn.
Hondsdraf wordt soms geplaagd door de hondsdrafbesjesgalwesp, wie anders, die harige, bordeauxrode gallen veroorzaakt. Die gallen worden hondsdrafsnoepjes genoemd.
(Natuurdagboek Trouw maandag 21 maart ’22)