Hommelmijten

Hommel. Foto Koos Dijksterhuis
Hommel. Foto Koos Dijksterhuis

In Een verhaal met een angel, het fijne boek van Dave Goulson over zijn liefde voor hommels (AtlasContact), lees ik het antwoord op een klein mysterie van afgelopen zomer.

Op de heetste dag van vorig jaar maakten zoon en ik op de heetste plek van het land een barre tocht. We bereikten de oostpunt van Schiermonnikoog, waar het met een plons in zee goed was uit te houden. Pas op de terugweg brak de hel los van oververhitting en zwermen steekvliegen.

Maar eerst zaten we onbekommerd aan de vloedlijn, toen er een enorme aardhommel op mijn rugzakje landde. Gezien haar omvang was het een vrouwtje, en vermoedelijk een koningin. Hoe kwam zo’n insect kilometers van het dichtstbijzijnde zoete water, ver van de dichtstbijzijnde bloem? Ze draaide stram onder de last van wriemelende mijten.

Die mijten leken me voor de hommel even akelig als de dazen voor ons. Maar hommelmijten zuigen geen bloed, aldus Goulson. Ze eten hommelafval in de krochten van het hommelnest. Ook maden gedijen daar, maar maden worden vliegen en die verlaten het hommelnest als het hommelvolk sterft. Mijten kunnen niet vliegen en om het kwijnende nest tijdig te verlaten, klampen ze zich vast aan avontuurlijke koninginnen. Jonge aardhommelkoninginnen verlaten in de nazomer het stervende volk. Ze overwinteren ondergronds om in maart weer te verschijnen. Dan speuren ze grond en muren af op holletjes, om een nest en volk te stichten.

Op hommelkoninginnen kan het krioelen van de mijten. Die overwinteren met hommel en al ondergronds en kwartieren zich vervolgens in het nieuwe nest in.
De mijten liftten met onze hommel mee, zoals de hommel op mij rugzakje meeliftte.
Tot ze zoemend de zee op vloog.

(Natuurdagboek Trouw dinsdag 27 jan. 2015)

Hommelmijten
DELEN