Hoge Veluwe
We moeten op de Veluwe zijn en overnachten vlakbij Otterlo. ’s Morgens wekken ons merels, vinken, een ekster en een spreeuw. Spreeuwen worden schaars in het bos, een zingende spreeuw is een meevaller. De ekster is dat eveneens, eksters worden ook schaars in het bos. Er hobbelt een eekhoorn langs het raam. Eekhoorns halen zeker zo gewiekst vogelnestjes uit als eksters, maar eekhoorns wordt dat niet kwalijk genomen. Eekhoorns vinden we lief, eksters niet. De natuur is wreed en de mens meet met vele maten.
Nu we er toch zijn, bezoeken we tegen betaling de Hoge Veluwe. Hoewel het een weekdag is, en nog vroeg, rijden er zoveel auto’s rond, dat we snel een paadje naar een rustig deel inslaan. Rustige delen blijken lastig te vinden, telkens stuiten we op weggetjes met auto’s en fietspaden met fietsers. Bij Kröller Müller staan de touringcars in het gelid. Wat een drukte!
De mensen zien er niet opvallend rijk uit. Het argument tegen entree heffen voor natuurgebieden is steevast dat natuur er elitair van wordt, alleen voor rijken. Maar evenmin als de 32 tot 69 euro entree voor de Efteling blijkt de 8,20 of 16,40 euro voor de Hoge Veluwe een belemmering voor gewone mensen. Integendeel: entree heffen lijkt als een magneet te werken. De Hoge Veluwe trekt veel meer bezoekers dan de gratis bossen en heiden eromheen.
We lopen over een zandverstuiving. Dan steken we een graslandje over met een zoom van bloeiende krentenboompjes. Prachtig! Daarachter dringen we het bos in. Eindelijk geen mens meer. We horen en zien vinken, boomklevers, boompiepers. Een hinde springt weg, tussen vogelkersen spiegelen haar witte billen het zonlicht.