Het leven een lot
Ik doe niet mee aan loterijen. De kans op winst lijkt me verwaarloosbaar. Als er een miljoen loten verkocht worden, en er zijn 10 prijzen die meer opleveren dan de kostprijs, dan is de kans op een prijs 1:100.000. Als ik meedeed en zou winnen, zou ik me uitverkoren en uitverkozen voelen. Stel nou dat er honderd mensen op een plein staan. U bent één van hen en kijkt naar boven. Op de toren verschijnt iemand. Hij pakt een briefje van honderd, vouwt er een vliegtuigje van en laat het vliegen. U hoopt, u bidt dat u het vangt. Het vliegtuigje cirkelt over het plein en landt precies in uw armen. U voelt zich uitverkoren. 1:100. Vervolgens herhaalt de man de grap en weer belandt het in uw armen. Nu voelt u zich helemaal uitverkoren. De kans was 1:10.000. Maar u heeft dat waarschijnlijk niet meegemaakt en voelt zich niet uitverkoren. Ten onrechte.
Per zaadlozing ejaculeert een man 100 tot 200 miljoen zaadcellen. Als een man in zijn leven zevenduizend keer ejaculeert, is dat zelfs bij een zeer matige zaadproductie genoeg voor 700 miljard, oftewel honderd keer de wereldbevolking. Hoeveel van die zwiepstaartjes treffen doel en veroorzaken een levensvatbaar kind? Gemiddeld twee de man, van mijn vader vier. De kans dat ik verwekt werd was één op 175 miljard, 1:175.000.000.000. Dat u en ik bestaan, mogen we toch wel een buitenkansje noemen. Toch lopen we niet euforisch rond, stomverbaasd over het onwaarschijnlijke geluk dat ons overkwam. We voelen ons niet uitverkoren.
De uitverkorenheid bewaren we voor het hiernamaals. Terwijl we zeker dood gaan, de kans is honderd procent.