Het gaat goed met libellen
De hoeveelheid insecten in Nederland mag dan zo alarmerend gedaald zijn, dat u ’s zomers nooit meer de geplette lijkjes van uw autoruit hoeft te schrapen, met de hoeveelheid libellen gaat het goed. Dat meldt de Vlinderstichting (die er libellen bij doet).
Libellenlarven leven in het water en als waterland is Nederland vanouds libellenland. De laatste veertig jaar gaat het goed met deze insecten. Nou kan het met het water ook niet slechter gaan dan in de jaren ’70, toen er in Nederland nauwelijks water te vinden was waar je een meter doorheen kon kijken en toen riviertjes regelmatig onder een laag schuim met dode vissen schuilgingen. Sinds 1975 mag water niet ongezuiverd geloosd worden, en ging de waterkwaliteit vooruit. Tot genoegen van libellen.
Libellen is een verzamelnaam voor juffers en grote libellen. Grote libellen zijn bijvoorbeeld glazenmakers, rombouten, paardenbijters en platbuiken. In rust houden ze hun vleugels gespreid. De kleinere Juffers klappen in rust hun vleugels op.
Azuurjuffers, variabele juffers en lantaarntjes zijn drie soorten die het uitstekend doen. Ze zijn alle drie algemeen en alle drie blauw en vliegen alle drie in de zomer. Nu leven ze als larve onder water.
Zelfs winterjuffers houden het in de winter voor gezien. Er zijn bruine winterjuffers en Noordse winterjuffers. Ze kunnen tot november actief blijven en in maart weer verschijnen, maar in de drie wintermaanden zijn ze zelfs met een lantaarntje niet te vinden.
Vlinders, bijen, krekels en sprinkhanen zijn uit driekwart van ons land zo goed als verdwenen, maar de terugkeer van de juffers bewijst dat de teloorgang niet altijd definitief is. Zolang er nog restpopulaties vlinders over zijn, kunnen ze zich weer verspreiden, als we de bloemen niet meer wegmesten en –maaien en minder insecticiden gebruiken. Willen we behalve schoon water ook schoon land?
(Natuurdagboek Trouw woensdag 20 dec. 2017)