Herfstvogels

Gisteren schreef ik over de duinen. Nu weer. Wij verlaten de file van wandelaars even, om in een zonnige duinpan tussen een eiken- en een dennenbos neer te strijken. Twee kevers scharrelen over mossen en beklimmen grassprieten. Heidelibellen gaan op ons zitten. Het is zomers warm. Rode rozenbottels, gele en oranje blaadjes verraden dat het toch herfst is. Het ruikt ook herfstig, naar aarde, dood blad en paddestoelen.
Ook de vogels bewijzen dat het herfst is. Niet de koolmezen, maar er trekken veel buizerds hoog over. En de piepkleine goudhaantjes die overal tussen de bladeren door schieten maken deel uit van de najaarsinvasie uit Scandinavië. Ze praten voortdurend met heel hoge geluidjes, te hoog voor mijn oren. Ook de koperwieken, kleine lijsterachtigen, zijn nog maar net gearriveerd uit Scandinavië en ook zij communiceren met hoge, schrille piepjes. Die kan ik soms nog net horen.
Geen enkele moeite heb ik met het horen van het opgewonden getjaktjaktjak van kramsvogels, forsgebouwde lijsterachtigen die in het kielzog van de koperwieken ons land hebben bereikt. Ze zullen ook wel uit Scandinavië komen, hoewel er kramsvogels zijn die veel dichterbij broeden: in de Eifel en Ardennen bijvoorbeeld. Het zijn, een week na de koperwieken, de eerste kramsvogels die ik deze herfst zie.
Samen met drie goudhaantjes trekt een iets minder kleine zangvogel op. Lichtroze onderkant, glanzend zwarte kruin. Het is een glanskopmees, een echte bosmees die hier in de duinbossen broedt. Glanskoppen zijn even honkvast als huismussen en de kans dat dit een trekvogel van ver is, is klein.
Een gaai vliegt over met een eikel in zijn snavel. Die eikel gaat ergens verstopt worden. Even later komt deze, of een andere, gaai alweer over met een eikel. Waarschijnlijk zit zijn hele krop vol eikels.
Van verre nadert het donkere gekras van een raaf. Hij vliegt recht over ons heen. Tijd om op te krassen.
(Natuurdagboek Trouw donderdag 22 oktober ’20)