Hazelaar
Zoals zoveel planten, kwamen ook els en hazelaar vroeg in bloei. In december werden de vroegste bloeiers gevonden. Ze haalden de kranten, met foto’s van elzen- en hazelaarkatjes.
Die foto’s lieten soms katjes zijn die nog niet bloeiden. In de herfst hangen er al katjes. In de winter bloeien ze, de laatste jaren vaak in december al. Ze hebben mannelijke en vrouwelijke bloemen. De hangende katjes zijn mannelijk. De katjes zijn geelbruin. Bij de els staan de vrouwelijke bloemen verrassend genoeg overeind. Ze zijn eerst rossig, maar groeien uit tot groene kegeltjes. Op den duur worden ze houtig – de bekende elzenproppen.
Ook de hazelaar heeft mannelijke en vrouwelijke bloemen. De mannelijke bloemen zitten aan de hangende katjes, de vrouwelijke bloemen groeien omhoog. Tot zover net als de els. Maar de vrouwelijke bloemen zijn piepklein en kunnen vuurrood zijn. Elk kleine, rode bloempje dat boven de katjes op de stengel bloeit, is een groepje van drie of vier bloempstijltjes. Die rode stijlen met hun stempels steken uit een groen eitje. Mooi zijn ze, zeker in combinatie met die gele katjes, en helemaal als de zon erop schijnt. Heel mooi, maar je moet goed kijken, want anders zie je ze over het hoofd, die rode vrouwenbloempjes.
Uit die minibloompjes kunnen na bevruchting hazelnoten ontstaan. Om de kans op bevruchting te verhogen, is de hazelaar scheutig met stuifmeel. Voor die bestuiving is het handig dat er geen blad in de weg zit. Nu al een hazelaar in blad zou pas echt een lentebode zijn. Bladeren laten nog op zich wachten, net als noten. En als die eetbaar zijn, is de zomer al voorbij.