Havikskruid
In mijn tuin gaat een grindpaadje schuil onder oranje bloemen. Een feestelijk gezicht, het lijkt wel een door voetbalfans versierde straat. Maar dan versierd met bloemen van havikskruid en niet met plastic wegwerpvlaggetjes die binnenkort de sloten inwaaien, even treurig als hun teleurgestelde eigenaars.
Geef me dan maar havikskruid. Het is verleidelijk om over oranje havikskruid door te gaan, het zonnetje in de plantenwereld. Licht-oranje in het midden, donker aan de buitenkant. Het is een van de weinige oranje bloemen in het wild.
Minder opvallend is geel havikskruid, waarvan verschillende soorten bestaan. Voor het gemak reken ik muizenoor ook onder geel havikskruid. Geel havikskruid lijkt op paardebloem, en wie op paardebloem lijkt, wordt vaak voor paardebloem uitgemaakt. Paardebloemen zijn mooi, maar geel havikskruid vind ik mooier. Alleen al die behaarde stengels en knoppen. En de bloemen zijn wat kleiner en fijner dan van de meeste paardebloemen. In wezen is geel havikskruid oranje havikskruid, maar dan geel. Een geel zonnetje.
Alle soorten havikskruid hebben, net als paardebloemen, een samengestelde bos lintbloemtjes. Ze horen dan ook bij de composieten, de samengestelden. Elk gele (oranje) sliertje is een apart lintbloemetje. Na een tijdje verandert de franje in een pluizenbol van wegzweef-zaadjes.
Geel of oranje, havikskruiden houden van vrij droge plekken in de zon of halfschaduw, van schelpen- en stenenpaadjes. Die paadjes leveren kalk. Als havikskruid in de tuin groeit, zal het jaarlijks terugkomen. De bodem is dan naar wens van de plant, die verder geen hulp nodig heeft. Het blijven toch wilde planten. Kunstmest is dan ook dé manier om van havikskruid af te komen. De meeste bloemen houden daar trouwens niet van, hoewel paardebloemen er geen bezwaar tegen hebben.
(Natuurdagboek Trouw 16 juni 2014)