Grote timmerman en sparrenboktor
Kevers vind ik leuk, maar lastig te determineren. In mijn insectengids staan er tientallen. Dat schiet niet op – in Nederland zijn meer dan vierduizend soorten gezien. Ik heb ook een oud, Duits boekje, zonder veel plaatjes. In Duitse omschrijvingen moet je maar zin hebben.
Ooit zette ik mijn tentje op in een bosrand bij Hannover. In het bijna-donker van een zomeravond kwam er een joekel van een kever tevoorschijn, ontwaakt voor de nacht. Hij was zo lang als een vrouwtje van een vliegend hert, maar half zo breed. En heel beweeglijk. Ik probeerde ’m te fotograferen maar het was te donker en hij rende en vloog weg. Ik hield het destijds op de boktor Ergates faber, de grote timmerman, die zes centimeter lang kan worden.
Vier jaar geleden gaf de KNNV eindelijk een kevergids uit, met ruim 800 kevers van Europa, en de grote timmerman die erin staat, bevestigde mijn vermoeden. Tot mijn verrassing bracht de KNNV onlangs opnieuw een gids (Veldgids kevers, €39,95) uit, nu met ruim 1000 soorten uit Midden-Europa. In Midden-Europa is de nieuwe gids het kansrijkst. De grote timmerman staat er ook in.
Als ik filmpjes van timmermannen google, zijn ze maar traag, terwijl de mijne zo druk deed. Misschien worden slome reuzenkevers wel beweeglijk voordat ze uitvliegen? Ik vraag het keverkenner Menno Schilthuizen en die beaamt dat laatste. Zou ik nog een slechte foto van dat beest hebben? Nee, maar ik kom wel een andere naamloze boktor tegen, gekiekt in de Harz. Volgens Waarneming.nl is het de kleine heldenboktor, alias eikenboktor. Die staat in beide boeken, maar ik vind ’m er niet op lijken. Te sigaarvormig, te gelig. De grote ribbelboktor lijkt er meer op. Voor de zekerheid stuur ik ’m naar Menno. Het lijkt hem een Monochamus-soort. Van die boktorfamilie staan er twee in de nieuwste gids. Ik denk dat het Monochamus sutor is: de sparrenboktor. Jammer dat ik hem niet zelf wist te vinden.
(Natuurdagboek Trouw maandag 20 februari ’23)