Groen en geel met pit

Groen en geel met pit

Groenling, foto Jeanette Essink

Twee vaste klanten van mijn vogelvoer zijn groenlingen. Man en vrouw. Mannetje heeft meer groen en geel dan vrouwtje. Beide hebben een vrij forse vinkensnavel en een geprononceerde wenkbrauw. Die wenkbrauw zou je ook het voorhoofd kunnen noemen. Ik zit ze vanuit de woonkamer te bekijken door de verrekijker en ze kijken me soms frontaal aan, zodat wenkbrauw annex voorhoofd goed te zien is. En die snavel, forser dan van een gewone vink, maar minder fors dan de zaadmolen die een appelvink aan zijn snuit heeft hangen.

Als vrouwtje groenling op het bungelende huisje van de zaden snoept, begint ze ineens te trillen. Ze maakt zich een beetje plat en blijft trillen. Mannetje daalt door de kale kruin van de appelboom, trapsgewijs van tak tot tak. Eindelijk voegt hij zich bij haar. En zij maar gebukt trillen. Ik zie ze niet paren, het zou ook nogal vroeg zijn, maar het lijkt me beslist baltsgedrag. Ik heb wel de eerste groenling horen zingen, een snerpend krassen, maar ik dacht niet dat groenlingen voor maart al beginnen te nestelen. Maar je kunt niet weten hè, misschien zijn ze wel vroeg.

Ik zie ze zaden kraken. Dat gaat snel. Ze hebben een zonnepit sneller gebroken dan ik zelf, als ik eens zonnepitten eet. Ik bijt ze voorzichtig open, want onvoorzichtig bijt je ze aan gort. Ze moeten niet versplinteren, maar opensplijten, waarna je de pit er met je tong kunt uitvissen. Die groenlingen bijten zaad voor zaad stuk, het kaf dwarrelt naar beneden, de pit werken ze naar binnen. Rond elk zaadje dat ze oppikken, vallen een paar andere naar beneden. Daar wachten vinken op de kruimels.

DELEN
Reacties zijn gesloten.