Grazers en het landschap

Grazers en het landschap

Jeneverbes, © Koos Dijksterhuis

In nieuwe natuur grazen vrijwel altijd grote grazers: paarden, runderen, schapen. Het idee is: de voormalige landbouwgrond is doordrenkt van mest en op bemeste bodem groeit een woestenij van brandnetels en andere veelvraten. Die planten zijn er al zoveel, de gevarieerde plantengroei is juist door bemesting verdwenen. De bodem moet verschralen. Dat kan door te maaien en het maaisel af te voeren. Afplaggen werkt sneller. De planten laten begrazen is een natuurlijker methode en goedkoper – de dieren doen het werk. Omdat er bakken kunstmest via de regen op het land vallen, moet dat verschralen maar doorgaan.

Grazers groeien en bewegen en dat kost energie die ze via de planten uit de bodem halen. Natuurbeheerders verwachtten dat grazers de door henzelf kortgehouden plekken gemakkelijk opnieuw konden begrazen, terwijl met rust gelaten plekken te hoog begroeid zouden raken. Daar konden dan bijvoorbeeld meidoorns ontkiemen en struwelen ontstaan. Plannen voor natuurbeheer werden verluchtigd met prachtige platen van een parkachtig landschapsmozaïek.

Of dat mozaïek ook echt ontstond, was de vraag, een vraag die nauwelijks werd onderzocht. Op basis van een aanname is dus ’s lands ganse natuur voorzien van grazers. Intussen zijn er wel onderzoeken gedaan naar de effecten van grazers. In De Levende Natuur van september lees ik dat de heide Nieuwlanden bij de Drentse A in 1930 werd ontgonnen tot akkerland en in 1982 natuurgebied werd. Het terrein grensde aan de Gasterse Duinen, een heideveld. Staatsbosbeheer wilde van de akkers ook weer hei maken en liet Schotse Hooglanders los. Met zowat een halve koe per hectare was de begrazingsdruk niet zo hoog als bijvoorbeeld in de Oostvaardersplassen.

Bijna dertig jaar later concluderen de Groninger biologen Jan Bakker, Yzaak de Vries en Chris Smit dat de begrazing heeft geresulteerd in een parkachtig landschap, met voedselarm grasland, afgewisseld met ruigten van onder meer pitrus en struwelen van loofbomen en braam. Dat lijkt aardig op het ooit beloofde mozaïek, afgezien van pitrus waar natuurbeheerders niet bepaald gek op zijn. Jammer genoeg was dat mozaïek hier niet de bedoeling, maar je kunt niet alles hebben.

In hetzelfde tijdschrift schrijven promovendus Maarten Schrama en student Pieter Heijning, ook al uit Groningen, met Han Olff en Matty Berg over hun onderzoek naar begrazing op de kwelder van Schiermonnikoog. Daar heeft jarenlange begrazing met koeien geleid tot een gevarieerde plantegroei. Tenminste, op de klei. Op zandgrond is het effect veel kleiner. Op klei worden de planten van jonge kwelders niet langer weggedrukt door de planten van oude kwelders. Maar dat blijkt niet te danken aan verschraling. Het komt meer door betreding dan door begrazing. Begraasde kleibodem wordt dichtgedrukt. Zand niet. Samengedrukte klei raakt verzadigd van water, de lucht wordt eruit geperst. En juist de planten van jonge kwelders zijn beter in staat zonder lucht te wortelen, omdat hun wortels luchtkanalen hebben waardoor ze van bovenaf gelucht worden.

Een derde graasartikel gaat over jeneverbessen. Die spookachtige coniferen op de hei maar krijgen weinig zaailingen. En die jonge boompjes gaan vaak alsnog dood. Jeneverbessen kunnen oud worden, maar worden er met de jaren niet vruchtbaarder op. Naar de oorzaken is niet zoveel onderzoek gedaan. Het zal wel een combinatie zijn van verdroging, vernatting, verruiging en begrazing. Konijnen kunnen grasvlakten, bramen en zelks stekelig hardhout als sleedoorn korthouden. Marijke Drees (Groningen), Thomas Stolz (Utrecht) en Chris Smit (Groningen) bestudeerden de kleine grazers. Konijnen nemen jonge jeneverbesjes zeker te grazen, maar pas als die twee jaar oud zijn. Waarschijnlijk zien ze de allerkleinsten over het hoofd. Kleine zaailingen werden soms wel ‘aangevallen’, als de onderzoekers ze met gaas afgeschermd hadden, want dan vielen ze wel op.

Er is een verband tussen aantallen konijnen en aantallen zaailingen, maar met alleen konijnengegraas valt de teloorgang van de jeneverbes niet te verklaren. Dat was ook wel opmerkelijk geweest, daar de coniferen het juist in de tijd van de dodelijke konijnenziekte VHS lieten afweten.

DELEN
Reacties zijn gesloten.