Giftige rupsen
Er staan in mijn tuin twaalf grote planten, van de soort jacobskruiskruid. Ze beginnen te bloeien met trossen kleine, gele bloempjes. Het zijn fantastische bloemen voor bijen en zweefvliegen. Die snoepen van de nectar en het stuifmeel. Er is maar één soort die de plant zelf opknaagt, en dat is de sint-Jacobsvlinder.
Zoals voor alle vlinders geldt, eten niet de vlinders de plant op, maar hun rupsen. Dat zijn de bekende zwart-geel gestreepte rupsen, die vaak opzichtig bovenop de kruiskruidbloemen zitten. Geen vogel komt ze opeten, want ze zijn giftig. Dat gif halen ze uit de plant, die vanwege dat gif door alle andere grazers gemeden wordt.
Ik had vorig jaar een partij rupsen op mijn kruiskruiden gezet. Die keken na hun verplaatsing niet verbaasd rond, ze verkenden de boel niet, ze begonnen meteen te eten. Toen ze verzadigd waren, kropen ze de grond in. Daar zouden ze overwinteren en verpoppen, om in de lente als vlinder te verschijnen. Een week lang zag ik zo’n zwart-rode sint-Jacobsvlinder in de tuin. Misschien waren er meer, maar ik zag er nooit meer dan één tegelijk. Waren de rupsen vorig jaar in die grotdroge zomer verdroogd?
Eén van de kruiskruiden staat achterin en lijkt te verdorren. Hij is niet geel maar bruin. Toch eens van dichtbij bekijken. Wat blijkt? Hij is vergeven van de rupsjes! Eén plant van de twaalf heeft zebrarupsen en dan ook meteen tientallen, misschien wel honderd. Die maken hun spoeling wel heel dun, ik zal een deel naar de andere planten verhuizen.
Ik hoop dat er genoeg kruiskruiden voor hen zijn. Ze kunnen die opeten tot er slechts een stompje stengel overblijft. Volgend jaar staan er nochtans weer nieuwe planten. Als die de kans krijgen hun zaadjes te laten verstuiven, zijn het er volgend jaar zelfs veel meer. Maar wat mij betreft eten de rupsen ze voor de zaadzetting op. En vliegen er volgend jaar meer sint-Jacobsvlinders in mijn tuin.
(Natuurdagboek Trouw woensdag 7 juli ’21)