Gevederde dubbelgangers
Graspieper en boompieper zijn kleine vogels die ik niet uit elkaar kan houden, waterpieper en oeverpieper zijn ook lastig. Gelukkig maken gras- en boompieper elk een heel ander geluid. In de zomer althans, maar in de winter zijn boompiepers toch het land uit. Oeverpiepers komen voor aan zee, waar ze het liefst over basaltdijken scharrelen, terwijl waterpiepers bij zoet water rondhangen.
Voor serieuze vogelaars heeft de KNNV Uitgeverij Vogels vergelijken (€29,95) uitgebracht, waarin de piepers net als allerlei andere look-alikes bij elkaar afgebeeld staan, met uitleg. Visdief en Noordse stern, de bonte spechten, zanglijster en grote lijster, fitis en tjiftjaf, matkop en glanskop zijn beruchte dubbelgangers.
Gras- en boompieper staan naast elkaar, water- en oeverpieper ook. Het boek is fraai uitgevoerd, met tekeningen van Elwin van der Kolk. De auteur is Harvey van Diek, een doorgewinterde vogelaar en vogelfotograaf. Hij staat soms foto’s af aan deze rubriek.
De piepers hebben alle vier ongeveer het formaat van een huismus, een bruin verenkleed met streepjes en een spitse snavel. Niet alleen gras- en boompieper lijken op elkaar, ik heb ook moeite met het verschil van graspieper en oeverpieper. En dan zijn er ook nog zeldzame grote piepers en nog zeldzamere verwanten uit Azië. Die staan niet in dit boek. Voor alle verwarrende Europese soorten is Vogeldeterminatie er al, een boek voor gevorderden.
Voor de zekerheid haal ik er toch mijn algemene vogelgids bij. De oeverpieper heeft wat donkerder poten, een iets grotere snavel en wat vagere strepen op zijn rug. Om op basis van zulke details zekerheid te krijgen, moet ik beide soorten naast elkaar zien in goed licht, en als ’t even kan foto’s van ze maken.
Op een pier of dijk aan zee neus ik voortaan in twee boeken, maar in het binnenland houd ik het ’s winters meestal maar op graspiepers; met afstand de talrijkste soort.
(Natuurdagboek Trouw maandag 13 december ’21)