Gestikt in een schelp

Als ik op Schiermonnikoog ben, ga ik vaak even langs Thijs de Boer, de uitbater van het schelpenmuseum Paal 14, waar ruim vijftienhonderd soorten schelpen te bewonderen zijn, allemaal gevonden door Thijs en zijn vrouw Annelies of hun kinderen. Ik heb hem wel eens een leuke vondst aangeboden, maar die weigert hij. “Alleen eigen vondsten”, zegt hij dan beslist.
De vijftienhonderd soorten komen uit alle windstreken, de Schiermonnikoger vondsten prijken in één vitrine: ruim honderd soorten. Ik vraag Thijs naar recente aanwinsten en waarnemingen. Behalve van schelpen heeft hij ook verstand van vogels, planten, vlinders en andere zeedieren dan schelpen. Zeesterren bijvoorbeeld.
Dit keer heeft hij een heleboel kamsterren op het strand gevonden. Dat na een storm de vloedlijn bezaaid ligt met zeesterren is al niet alledaags, maar komt wel eens voor. Dat er honderden kamsterren aanspoelen, is hoogst ongebruikelijk. Kamsterren zijn zeesterren met een krans van korte haartjes: de kam. Ze missen de krachtige zuignapjes aan de onderkant, die de gewone zeester heeft. Gewone zeesterren omhelzen levende schelpdieren en trekken met hun zuignapjes de twee kleppen van elkaar, om het weekdier ertussenuit te kunnen snoepen. Dat vereist een enorme trek- of zo u wilt zuigkracht.
Kamsterren hebben andere eetgewoonten. Ze eten ook levende schelpdieren, maar slikken die met schelp en al in. Dan stulpen ze hun maag naar buiten, die ze met prooi weer intrekken. Soms verslikken ze zich in een te grote of harde schelp. Die gaat dood in de spijsverteringszuren van de kamster, zodat zijn sluitspier verslapt. De twee kleppen openen zich, en dat past allemaal niet meer in het sterrenmaagje. De kamster raakt van binnen beschadigd en krijgt de grote schelp niet meer naar buiten. Hij gaat dood. Thijs vond diverse dode exemplaren met een schelp erin, de stumperd op de foto is gestikt in een nonnetje.
(Natuurdagboek Trouw maandag 3 februari ’20)