Gespecialiseerde bijen

Na een treinreis van 12 uur zijn we in Oostenrijk. Gebroken gaan we slapen in zo’n houten huis met balcons vol gerania en petuniae. Om zeven uur worden we wakker gebeierd door het kerkje van het Alpendorp. Witte muren, zwarte spits. De zon straalt, de lucht is wolkenloos, de bergen zijn hoog, steil en badend in oranje zonnegloed. Het pension heeft een zwembad. Daar hangen wij rond. Er zijn weinig vogels, weinig bloemen. Oostenrijk gaat prat op gutbürgerlichkeit en daarin past geen rommel. Op het glooiende, gemillimeterde gazon bloeien twee soorten bloemen: brunel en witte klaver. In de loop van de ochtend wordt het warm en komen steeds meer bijen op die twee soorten bloemen af. ’s Middags zijn ze weer weg, maar ’s morgens vormen de bijen een hecht netwerk – elke halve meter zoemt er één op of vlak boven de grond. Een vriend die mee is waarschuwt herhaaldelijk voor het risico van blote voeten. Hij paradeert behoedzaam naar zijn handdoek.
Ik volg een bij met de camera. Hij vliegt van witte klaver naar witte klaver. De brunellen negeert hij. Een andere bij zit op brunel. Hij loopt zoemend naar een andere brunel. Hij toont geen enkele belangstelling voor witte klaver. Ook andere bijen blijken trouw te zijn aan één van beide bloemen. Blijkbaar hebben ze zich binnen het tweepartijenstelsel in één partij gespecialiseerd. Ik probeer de mogelijke voordelen van zo’n specialisatie te bedenken, maar mijn gemijmer wordt onderbroken door een bloedstollende kreet. De vriend die mee is stapt op een bij en wordt gestoken. Hij steekt zijn voet in het ijskoude zwembad maar het blijft schrijnen.