Gele of grote gele kwikstaart?

In februari en maart kreeg ik maar liefst drie enthousiaste meldingen van “de eerste gele kwikstaart van het jaar!” Dat is vroeg voor een gele kwik. Ik vroeg dan of de vogel bij het water zat, en dat was inderdaad het geval. Eén zat dagelijks een tijdje bij een plas op een plat schuurdak, een ander werd bij een beek in de Zuid-Limburgse heuvels gezien. Het waren alle drie gegarandeerd grote gele kwikstaarten.
U denkt wellicht: wat maakt dat uit. Voor het voortbestaan van het universum is het inderdaad van geen belang. Maar het is een heel andere soort, zoals ook de witte kwikstaart een heel andere soort is. Witte kwikstaarten zijn zeer algemeen en trekken ’s winters een eindje weg, om al vanaf februari terug te keren. Gele kwikstaarten zijn schaarser. Het zijn weide- en akkervogels en moderne weiden en akkers staan niet bepaald bekend om hun vogelvriendelijkheid. Op trek reizen er in april en mei wel heel veel door ons land. Ze overwinteren in Afrika.
Grote gele kwikstaarten zwermen in de winter juist uit over Nederland. Vanaf de herfst kun je hun korte, schrille roepje overal horen en zie je ze hippen langs slootranden en opmerkelijk vaak bij plassen op platte daken, ook midden in steden. Ze wippen constant met hun achterlichaam en staart en zijn een stuk groter dan hun witte en gele neefjes. Vliegend zijn ze te herkennen aan hun golvende, spechtachtige vlucht, en aan hun lange staart.
Broeden doen ze in holtes langs stromende beken, het liefst onder afbrokkelende bruggen of in bouwvallige watermolens. Tijdens het broedseizoen zijn grote gele kwikstaarten daarom vrijwel alleen te vinden in Zuidoost-Nederland, vooral in Zuid-Limburg, waar nou eenmaal de meeste bruggen over en watermolens aan stromend water te vinden zijn. In zomerkleed onderscheiden grote gele kwikstaarten zich van gele kwikstaarten door hun zwarte keel met witte bakkebaarden en grijze nek.
(Natuurdagboek Trouw donderdag 28 maart ’19)