Gefopt
Zit uw veter los? In de natuur wordt wat afgefopt, om niet te zeggen bedrogen. Dieren camoufleren zich om argeloze voorbijgangers te kunnen overvallen, of aan aanvallers te ontkomen. Sommige doen zich voor als een ander en kunnen daar zeer bekwaam in zijn. Er zijn rupsen die sprekend op een takje, sprinkhanen die op een blaadje lijken. En als u het insect op de foto op uw hand zou aantreffen, zou u waarschijnlijk schrikken en het beestje voor een wesp aanzien.
Maar het is geen wesp. Het is een vlieg. Een zweefvlieg om preciezer te zijn, die geen angel heeft en volstrekt niet geïnteresseerd is in mensen. Een fopwesp, om nog preciezer te zijn. Een grote fopwesp, voor de minst rekkelijken onder u. Zoals meer zweefvliegen wenden deze vegetarische insecten zich tot bloemen. Vanaf april zoeken ze die graag langs zonnige bosranden. Ze kunnen dan op de plaats rust in de lucht hangen, met razendsnelle vleugelslag, om ineens een paar meter weg te schieten.
Veel zweefvliegen zijn zwart met geel gestreept, waarmee ze de essentie van een stekende wesp imiteren. Dat ze veel kortere voelsprieten hebben, valt niemand op. Dat ze geen vier vleugels hebben, zoals een wesp, maar slechts twee, wie ziet het nog? Als ze gaan zitten, leggen ze die vleugels lang niet altijd een beetje samen gefrommeld recht naar achteren langs hun lijf, zoals een wesp. Vaak houden ze hun vleugels zelfs gespreid. Een fopwesp heeft geen haartjes, en zo zijn er meer verschillen. Maar wie let er op zulke details, als een insect zwart met geel gestreept is?
Dat tijgerstreeppatroon is zo effectief in het afschrikken van mogelijke vijanden, dat fopwespen en sommige andere zweefvliegen het imiteren. Mimicry heet dat. Ook sommige kevers doen het, evenals de rupsen van de Sint-Jacobsvlinder. Het betekent op zijn minst: ik smaak vies, ik ben giftig! Daarbij wekt het de associatie met een pijnlijke steek.
Foppen loont.
(Natuurdagboek Trouw donderdag 1 april ’21)