Geen paardebloem

Mijn lievelingsbloem is ie niet, maar de melkdistel mag er best wezen, hoor. Er zijn mensen die al die gele composieten paardebloem noemen, maar dat verdienen ze niet. Leeuwentand, biggenkruid, muizenoor, gele havikskruiden, streepzaad, akkerkool, heelblaadjes, gele morgenster, zelfs klein hoefblad wordt voor paardebloem uitgemaakt.
Havikskruid en morgenster zijn mijn favoriete paardebloem-look-alikes. Maar melkdistels zijn veel gewoner. Als u geen tegeltuin heeft of kwistig met round-up spuit, staat het waarschijnlijk in uw tuin. Ook tussen de tegels of het grind kan het opkomen. Het moet wel voedselrijke grond zijn: tuinaarde, mest, hondenpoep, zure regen; alles is welkom.
De plant wordt een stuk hoger dan een paardebloem en is steviger, taaier. Het zou een eetbare plant zijn en als konijnvoer geteeld worden, nou, wijlen mijn konijnen waren gek op paardebloem maar lieten melkdistels staan. De cavia’s ook. Dat komt vast door de zure melk die in de stengels zit. Als je de plant breekt, sijpelt er een druppel uit de holle steel. Spier-, pardon melkwit. Vanwege de gelijkenis met melk, meenden mensen ooit dat consumptie ervan de melkproductie van zogende vrouwen zou bevorderen. Niets is minder waar, wat niet wegneemt dat melkdistel heilzame anti-oxidanten en flavonoïden bevat. Een kopje melkdistelthee kan geen kwaad. Vooral in de zaadjes zitten die vitaminen, en dat zijn paardebloem-achtige pluisjes, waarvan het lastig theezetten is.
De gekartelde bladeren zien er stekelig uit. Vandaar de naam –distel. Maar een distel is melkdistel niet, al horen distels tot dezelfde composietenfamilie.
Iets later dan de gewone melkdistel bloeit de ruwe melkdistel. En er zijn natuurlijk nog meer melkdistels. Het verschil in uiterlijk tussen die planten is klein. Maar paardebloemen zijn het niet.
(Natuurdagboek Trouw 5 juni 2014)