Geblaat boven de Drentse A
Na het zonnige hemelvaartweekend trekt een zware onweersbui voorbij. Daarna is het beekdal van de Drentse A opgefrist en opgefleurd. In de windstilte komen azuurjuffers, lantaarntjes en weidebeekjuffers tot leven. Orchideeën, koekoeksbloemen en ratelaars gloeien in de avondzon. Het is zondag en we laten mountainbikers en wandelaars passeren. Ooit was dit gebied ‘opengesteld’. De boswachter vertelde me dat alleen zeer gemotiveerde natuurliefhebbers zich erin waagden. Je moest soms door de modder. Dat was goed, want in het ondoorgrondelijke terrein broedden watersnippen. Die broeden haast nergens meer in Nederland. Maar de boswachter overleed, het gebied werd nationaal park, er kwam een parkeerterrein, er kwamen bruggetjes en prullenbakken, en er hoefde maar een vermoeden van modder te zijn of er kwam een vlonderpad. Nu worden de orchideeën op zondagmiddag overlopen door volksstammen en de mensen lijken elkaars aanwezigheid wel gezellig te vinden. Wie geen vertier maar rust zoekt, mijdt het gebied ‘s zondags. De watersnippen hebben zich teruggetrokken in een zompig hoekje. Maar ze zijn er nog! We horen er één, we horen er twee. Ze maken een blatend geluid als ze baltsen. Dan zwieren ze in sinus-curves door de lucht, wapperend met hun buitenste staartveren. Dat gewapper met staartveren maakt het blatende geluid. Hemelgeiten werden ze genoemd, toen ze nog op weilanden broedden, tot zo’n vijftig jaar geleden.
Ook wulpen horen we, en een spotvogel. We horen en zien een grasmus bovenin een zuring, een bonte vliegenvanger in een eik, een rietgors in een vrijstaande wilg, een geelgors in de bosrand en een boel boompiepers.
De zon wordt rood, nevels liggen op de hooilanden. Het blijft één van de mooiste landschappen van Nederland.