Gaai, eikelzoeker
Met Pasen heb ik vaak eieren verstopt: zowel kippeneieren, chocolade eieren als nepeieren en zelfs pingpongballetjes. Het gaat tenslotte om de lol van het verstoppen en terugvinden. Ik scharrelde dan door de tuin, bij regen de kamer, en als de kinderen niet in de buurt waren, probeerde ik goede verstopplekken te vinden.
Vlaamse gaaien en verwante vogels doen dat in de herfst met eikels of noten. Die bewaren ze voor na de oogsttijd. Een gaai kan in de herfst wel vijfduizend eikels verstoppen. Die heeft ie misschien niet allemaal nodig en hij zal er ook wel wat vergeten, maar hij weet er tot in de volgende zomer genoeg terug te vinden.
Ik zag eens een gaai op het groene sedumdak op mijn vroegere schuur een eikel planten. In de lente kwam de gaai de eikel weer opgraven.
In Amerika is een experiment gedaan met grijze notenkrakers. Die zijn verwant aan gaaien en begraven zoveel zaden, dat ze met een gevulde maag kunnen overwinteren, en zelfs midden in de winter kuikens groot kunnen brengen. Ook onder een dik pak sneeuw vinden ze hun voorraadjes terug. Daarbij onthouden ze herkenningstekens als bomen. Dat blijkt uit onderzoek in volières, waarbij markeringsstokjes twintig centimeter verplaatst werden en de notenkrakers in hun opgravingen precies die twintig centimeter mee-opschoven.
Als zo’n vogel door een soortgenoot betrapt wordt op het begraven van een lekkernij, dan loopt ie het risico dat de soortgenoot ermee vandoor gaat. Dan doet hij net of hij de soortgenoot niet opmerkt en begraaft hij de eikel. Die soortgenoot doet ook of hij niets in de gaten heeft, hipt uit beeld en kan later terugkomen om de buit te halen. Maar zodra de soortgenoot uit beeld verdwijnt, graaft de eigenaar zijn eikel op en begraaft hij hem verderop.
Een ei is groter en makkelijker te vinden dan een eikel. Toch heb ik meegemaakt dat ik na een uur een zelf verstopt ei niet meer wist te vinden.
(Natuurdagboek Trouw dinsdag 23 april ’19)