Een mooie dag voor de sperwer
’s Morgens breekt een vage zon door de nevelige wolken. Het is windstil. Ik fiets over een fietspad met begroeide bermen de stad in. De bomen variëren van kaal via rood en geel tot vol in het groen. De herfstkleuren lichten op in het strijklicht.
Boven me vliegen ganzen, meeuwen en spreeuwen over, allemaal van onder belicht. Ze klapwieken uit beeld. Een blauwe kier in de sluierbewolking trekt open tot een veelbelovend blauwe hemel. Twee vogels komen aangevlogen van achteren en halen me langzaam in. Ze vliegen niet snel, ze nemen hun tijd.
Het zijn een zwarte kraai, gebruind door de zon, en een sperwer, gebleekt door de zon. Ze lijken te spelen, maar dat sperwer en kraai samen spelen, lijkt me sterk. Wel vliegen ze samen op, telkens even rond elkaar fladderend. Hoewel een zwarte kraai groter is dan een sperwer, denk ik toch dat de sperwer de kraai belaagt, niet andersom. Grote vogels worden vaak geplaagd door kleinere vogels.
Zo groot is hun verschil in omvang trouwens niet, het is een vrouwtjessperwer, en vrouwtjessperwers zijn anderhalf keer zo groot als mannetjessperwers. Tenslotte moeten zij eieren uitbroeden en kuikens verdedigen, terwijl het mannetje snel en wendbaar kleine vogels moet vangen.
Intussen zijn sperwer en kraai me voorbij gevlogen. Al fietsend zie ik de sperwer klieren bij de kraai. Zou ze er lol in hebben? Ik denk het wel, ze maakt een speelse indruk. Ineens is ze afgeleid en laat ze de kraai gaan. Ze vliegt op een grote boomkruin af, nog deels in het blad. In grote boomkruinen zitten vaak mezen, vinken of merels. Veel leuker speelgoed dan een kraai…
De sperwer wint wat hoogte en schiet vervolgens met ingevouwen vleugels als een kogel naar de kruin, in de kruin, door de kruin en uit de kruin. ‘Paf’, het had een hit kunnen opleveren. Dat deed het niet, maar daarom niet gesomberd: de sperwer fladdert op haar gemakje verder. Het is een mooie dag.
(Natuurdagboek Trouw donderdag 18 november ’21)