Dwalende tapuit
Vriend Jeroen Reneerkens ontdekt op Schiermonnikoog een bonte tapuit. Bonte tapuiten broeden in Azië en aan de oostrand van Europa. Tijdens de herfsttrek naar Afrika dwaalt er weleens een af, vaak een jonge vogel. Goed woord: dwaalgast.
Ik ben op Schier en ga kijken. Er komen nog drie vogelaars, aardige jongens die de bonte tapuit botap noemen. In de avondzon maakt het vogeltje vanaf een paal in de kwelder bij de waddendijk korte vluchtjes om insecten te vangen. Net een vliegenvanger. Hij, nee zij, het is een jong vrouwtje, heeft dezelfde witte stuit als de gewone tapuiten langs de dijk. Maar ze is kleiner en molliger, al kan dat liggen aan opgezette veren. De zon zinkt achter de dijk, de vogel ploft neer in het gras, onzichtbaar, maar verschijnt weer een eind verderop in de laatste zon.
De avondboot arriveert, de eerste twitcher snelt toe per huurfiets, werpt een blik op de botap en is opgelucht: niet voor niets gereisd. Twitchers zjn vogelaars die een wedstrijdje doen wie de meeste vogelsoorten heeft gezien. Een dwaalgast melden ze per telefoon en internet, de ontdekker krijgt status, de anderen haasten zich erheen om de soort te kunnen twitchen; afvinken. De aanwezigen vragen zich af op hoeveel soorten de botap-ontdekker staat. Ze kennen Jeroen niet uit hun ranglijst.
Plotseling zie ik een donkere schicht in mijn ooghoek. Een slechtvalk scheert de dijk over, recht op de bonte tapuit af. Ik houd mijn adem in. De zangvogel vliegt opzij, de valk rechtdoor, de dwaalgast is gered.
De volgende dag kunnen vogelaars haar niet meer vinden. Verder getrokken? Ze zal haar land, haar soortgenoten wel nooit meer terugzien.