Drukte om draaihalzen
Langs een weg was een draaihals ontdekt. Sterker nog: een paartje met een hol. Het aantal broedende draaihalzen is jarenlang gedaald tot slechts tientallen paartjes, al gaat het nu iets beter. Dat is te danken aan natte winters in de Sahel, waar ze overwinteren. Het broedpaar langs de weg werd door vogelfotografen ontdekt en kreeg veel bezoek.
Draaihalzen zijn spechten, maar zitten niet vaak tegen een boom. Ze zijn kleiner dan een spreeuw, en lijken als ze verstarren op een tak. Ze hebben een perfecte schutkleur: grijs met vlekkerig bruin, en worden vast vaak over het hoofd gezien. Wel laten ze soms een luide roep schallen. Ze kunnen hun nek uitsteken en zich kronkelen als een slang, om belagers te verwarren.
Ik heb nog nooit een draaihals in Nederland gezien en ga op zoek. Op de plek die mij was uitgelegd staat een auto geparkeerd. Ook stapt er een man rond met een grote camera. Hij loopt langs een paaltje een veld op. Hij blijft na honderd meter staan en lijkt zijn camera op mij te richten.
Ineens zie ik dat er in de geparkeerde auto een vrouw zit, ook met een camera. Ik vraag naar de draaihals en ze wijst naar het paaltje. ‘Dat paaltje? Zo dichtbij?’ Ze haalt haar schouders op. Ik trek me ijlings terug, wacht tien minuten en zie dan een draaihals aan komen vliegen.
De vogel komt van rechts, via een bosje, gaat op de paal zitten en blijft vijf minuten argwanend rondkijken. Dan vliegt hij of zij weer weg zonder een jong gevoerd te hebben.
Er komen vier fietsers. Ze stappen af, gaan naast de auto staan en wijzen naar de paal. De draaihalzen blijven op afstand. Ik ook, ik vertrek weer, wat een gênante vertoning dit.
Een week later zijn de vogels gevlogen. Er ligt één dood kuiken in het hol, hoor ik van de in de buurt wonende vogelonderzoeker Rob Bijlsma, die tot zijn verbijstering de fotografen zich op vijf meter afstand in een halve kring om het hol zag verdringen.
(Natuurdagboek Trouw donderdag 2 juli ’20)