Dons of Fluweel?

De droge zomer en herfst waren niet bevorderlijk voor onze paddestoelen. Maar nu het vochtiger wordt terwijl de (nacht)vorst nauwelijks toeslaat, grijpen sommige paddestoelen hun kans om heel lang te blijven groeien.
Donsvoetjes zijn er meer dan andere winters. Ik kreeg een fraaie foto gemaild van een zwam die volgens het bijschrift een donsvoetje was. Maar de zwam groeide uit een boom, terwijl donsvoetjes vooral op houtsnippers groeien. Ik vond de lamellen ook te wijd uiteen staan voor een donsvoetje en zag geen dons aan zijn voetje.
Voor de zekerheid legde ik de foto voor aan een kenner, die wist dat het een fluweelpootje was. Ach ja, natuurlijk, fuweelpootjes ken ik wel, die glanzen vaak zo mooi, net als de zwam op de foto, en groeien op stammen (of palen). Fluweelpootjes zijn nóg talrijkere winterpaddestoelen dan donsvoetjes en zeg nou zelf: de naam fluweelpootje zou je toch zomaar verwarren met donsvoetje?
Het betreft hoogstwaarschijnlijk het gewone fluweelpootje al zijn er andere soorten die alleen aan de vorm van hun sporen te onderscheiden zijn. Voor dat spore-onderzoek is een binoculair nodig, op een foto zijn geen sporen te zien.
Prachtig zijn fluweelpootjes, aangenaam geurend en nog goed te eten ook, om niet te zeggen: heerlijk. Het gelige vruchtvlees van fluweelpootjes is daarom geliefd in Aziatische keukens. Bovendien zouden ze uitstekend zijn voor ’s-eters gezondheid. Er zit ijzer in, magnesium en vitamine D. Gespannen lieden kunnen hun bloeddruk ermee verlagen, evenals hun cholesterol. Voorts zouden fluweelpootjes de weerstand verhogen en er worden zelfs kanker-helende eigenschappen van fluweelpootjes vermoed.
Maar wie niet zeker weet dat het een fluweelpootje en geen andere soort betreft, zoals een donsvoetje, ete er beter niet van. Het eten van een donsvoetje geeft geen aangename smaakbeleving, zoals ‘vies’ tegenwoordig heet.
(Natuurdagboek Trouw maandag 7 januari ’19)