Dijk, kwelder, wad en horizon
Uit Westernieland, een dorpje aan de marge van ’s lands periferie in Noord-Groningen, steekt een smal, lang, recht weggetje naar de waddenzeedijk. Twee kilometer naar het oosten ligt binnendijks een klein natuurgebiedje, waar altijd wat te zien is. Op de dijk zelf is trouwens genoeg te zien, maar zo’n natuurgebiedje is een aardige wandelbestemming.
De schapen op de dijk kijken en staan wantrouwig op, ze zakken door hun achterpoten om een plas te doen, alvorens paniekerig weg te sjezen. De herfstzon strijkt over de kwelders, de geel, groen, bruin, rood, zilvergrijs en paars gekleurde kwelders. Ooit waren die kwelders bedoeld als landbouwgrond, nu zijn ze natuur, sommige sloten beginnen vanzelf te kronkelen. Ze staan in verbinding met de Waddenzee, het is vloed, het zeewater vult de buitendijkse vaart en kriebelt de voet van de dijk. Er vliegt een groenpootruiter weg, maar de meeste vogels waden in de verte door de ondiepe wateren tussen de takkenbossen die het slik vasthouden en het land aanwinnen. Veel bergeenden, veel stormmeeuwen.
Links strekt Schiermonnikoog zich uit langs de horizon (vuurtoren, baken Willemsduin). Middenvoor Rottumerplaat (drenkelingenhuisje) en Rottumeroog (vuurbaken van Eifel), rechts Borkum (torenflats). Hoe leeg en weids en stil ook, het opstandige deel in me stoort zich aan de graafmachines die in twee kilometer kwelder op vier plekken optorenen. Daar staan auto’s onder de dijk geparkeerd. Het zal wel natuurbeheer zijn, er wordt een dichtgeslibde slenk heropend of een sloot onthaast, het zal nuttig zijn, maar het zou mooi wezen als de natuur zich zonder bouwputten kon redden.
Een grote zilverreiger wiekt blinkend wit onder de dijk langs en ploft neer bij een zeewatersloot.