De Spreeuwen zwermen al
Afgelopen pinksterweekend, zo beloofden de weermannetjes en –vrouwtjes, zou het warm en stralend zijn.
Weinig van gemerkt.
Akkoord; zondag was het mooi lenteweer. Maar zaterdag was het de hele dag zwaarbewolkt en in de harde noordenwind trok ik drie truien en een jas aan. Wat was het koud. Maandag zag de wereld (nou ja, de tuin) nat van regen, de zon brak door maar werd door de harde wind gauw weggeblazen. De middag verliep grauw en somber. De weermensen spraken in tongen.
Toch barstte die ene zonnige zaterdag het leven uit zijn voegen. Grote insecten als meikevers, sprinkhanen en libellen hebben we uit het grootste deel van ons landschap weggejaagd –Nederland is wereldkampioen landschap-desinfecteren. Kleine insecten krijgen ook wij niet weg. Wie zaterdag een ritje maakte, zag zijn voorruit dichtslibben met geplette muggen, vliegen, tripsen, sluipwespen, heersbeestjes. Honderden verkeersslachtoffers per voorruit. Hoeveel miljarden gonzen er rond? Eindelijk voedsel voor kleine insecteneters als zwartkop en zwaluw. Door de aanhoudende kilte is het broedseizoen vertraagd, maar in zekere zin ook versneld. Nu al zie je de eerste spreeuwenzwermen. Spreeuwen zijn gezelligheidsdieren. Als ze met genoeg zijn, kunnen ze met honderdduizenden samenscholen. Tijdens het broeden scheiden hun wegen. Ze trekken zich terug op de eieren en pas als de jongen op eigen vleugels vliegen, organiseren ze weer groepsfeestjes.
In de buurt van ons huis broeden minder spreeuwen dan vorig jaar. Het zou kunnen dat minder spreeuwen zich aan eieren waagden. Of dat ze hun jongen moesten laten doodhongeren. Zodat ze dit jaar vroeger dan anders vrij zijn, ze hoeven niet te wachten tot hun jongen het huis uit gaan.