De sjaak van koning winter

Nu sneeuw en ijs uit het oosten zijn aangewaaid, zijn miljoenen vogels op de vlucht geslagen. In de lucht werd het een spektakel van ganzen die met een paar miljoen in Nederland overwinteren. Daar kwamen Oost-Europese klimaatvluchtelingen bij. Vele taaien zuidwaarts af.
Kieviten en kemphanen maken dat ze wegkomen. Koperwieken en kramsvogels, lijsterachtigen uit Scandinavië, zijn ook voor een deel gevlogen. Het moet vreemd zijn voor al die vogels. Eerst wordt het maar niet echt koud en dan, als de dagen lengen en de lente al in hun koppies kriebelt, slaat de winter alsnog meedogenloos toe.
Van sommige zangvogels die al niet zover wegtrokken blijft een groeiend deel ’s winters in Nederland. Tjiftjaffen, zwartkopjes, witte kwikstaarten, roodborsttapuiten en zwarte roodstaarten – wie in het Nederlandse broedgebied blijft, vermijdt de risico’s van een vliegreis en heeft in maart eerste keus in territoria. Maar met de sneeuwstorm en de ijzige kou erna blijken ze nu op het verkeerde paard gewed te hebben.
Er blijven de laatste jaren ook enkele lepelaars overwinteren. Dat zullen vast de minder fitte broeders en zusters zijn; jongen van vorig jaar die onvoldoende tijd en voedsel hadden om sterk genoeg te worden voor een lange vlucht. Die komen nu op de koffie, want hun voedsel bestaat uit kleine visjes of andere beestjes, die ze wadend in ondiep water met hun zwaaiende snavel oplepelen. Aan de wakken die eenden, ganzen, meerkoeten en futen met hun allen openhouden hebben ze weinig. Voor ijsvogels is deze kou ook een zeperd.
Tuinvogels zijn te helpen met minstens tweemaal daags een bakje water, met zaden en ander voer. Zaden zijn winterkost voor mussen, vinken en mezen. Ik koop een zadenmengsel met insecten erin – heerlijk voor mezen, roodborstjes, heggemussen en winterkoninkjes. Juist die kleintjes moeten dagelijks eten, ze hebben geen vetreserves en zijn algauw de sjaak.
(Natuurdagboek Trouw woensdag 10 februari ’21)