De ronde van Fransum
Een geliefd plekje van me is Fransum, een buurtschap in de oude polders van Middag, aan de linkeroever van het Reitdiep. Er staat een huisje (Fransumerweg 1), waar je een kamer kunt huren met uitzicht over de weilanden. Er staat een boerderij, waar van buiten en binnen in geen jaren iets veranderd is, en er staat een kerkje. Het is een van de oudste kerken van Nederland. Het heeft een houten torentje, dat op de nok staat. Dat heet een dakruiter.
We wandelen rond Fransum, ruim zeven kilometer zonder beschutting tegen de ijskoude noordoostenwind. De weilanden zijn vlak en bedekt met een keurige mat van Engels raaigras. Er rent een haas weg, en even later nog een. We zeggen tegen ze: vreest niet! Maar ze geloven of begrijpen ons niet en verspillen hun energie. Wat is het koud! We hebben tientallen kleren aan, van lange onderbroek tot bivakmuts, maar die blootgestelde mondhoek aan de windkant doet pijn van de kou. Het weerhoudt de boer van Fransum er niet van stalmest uit te rijden. Een zwerm kraaien en roeken vindt dat fascinerend. Het grasland van de boer van Fransum is net wat hobbeliger dan wat zich verder aan groen uitstrekt. Op dit weiland hippen kramsvogels, er zijn vast meer wormen dan elders. Ach, ruige stalmest, waar zie en ruik je dat nog?
We zien een viertal bomen in de verte, restant van het erf van een oud arbeidershuuske. Zo waren er ooit vele, de meeste zijn gesloopt. Waar ze nog zijn, wonen forenzen. Er staan bosjes en bomen en er tjilpen mussen. Sommige hoogbejaarde boerderijen worden bewoond door hobby-boeren of stadse forenzen. De commercieel opererende boerderijen hebben bijna allemaal hun kop, hals en romp verstopt achter gigantische schuren van golfplaat, hooguit een paar jaar oud. Sommige zijn nog in aanbouw. Ze doen pijn aan de ogen, zo afzichtelijk. Hoe lelijk kan de mens bouwen? Met tien procent meerprijs ziet een nieuwe schuur er passender uit en bewaren de bewoners en de buren hun uitzicht. Ik zou het wel weten, maar uitzicht speelt geen rol in begrotingen. Middag-Humsterland heeft de status van nationaal landschap, maar een nationaal landschap wordt niet minder voortvarend van golfplaat voorzien dan een ander landschap.
Ah, voorbij Fransumer Voorwerk ligt zowaar een akker tussen de weilanden. Hier geen gras, maar omgeploegde zeeklei in bevroren hompen die van dichtbij wel dertig centimeter hoog blijken. Een suikerbietenakker, het blijft de provincie Groningen. Zo klein als Fransum is, het heeft toch zijn eigen Voorwerk. Bij Beswerd is de berm begroeid met meidoorns, waardoor het land er minder woest en ledig uitziet. De wierde van Beswerd is oogstrelend. Bejaarde boerderij, bomen. We lopen er omheen over het uit het Europese fonds voor regionale ontwikkeling gefinancierde fietspad en bereiken de Medenertilsterpolder van Stichting het Groninger Landschap. Een til is een brug. Misschien was het de brug naar de meeden, de hooilanden. De polder is net als het land van de boer van Fransum hobbeliger en kleurrijker dan de uitgestrektheid eromheen.
Er vliegt een graspieper op uit de slootkant. De Medenertilsterpolder is in de lente rijk aan weidevogels. Grutto’s broeden er in een ouderwetse dichtheid van een paartje per hectare. Tureluurs, kieviten, een enkele slobeend, zelfs zomertaling en wintertaling broeden hier. Maar nu zijn die er niet. Nu landt een buizerd bovenop een andere buizerd. Met opgekropte nek en gespreide vleugels maken ze ruzie. We zijn bijna rond. Op naar koffie of warme chocolademelk.