De natuur een pretpark
‘Als de natuur maar netjes wordt onderhouden, en hij er maar kan recreëren’, zegt Guido van Woerkom maandag in Trouw over de wandelaar. Misschien geldt dat voor wandelende leden van de ANWB, waarvan Van Woerkom directeur is. Hij stelt de mens voorop, de natuur is er als decor voor vrijetijdsbesteding. Tja, Van Woerkom is de baas van een autoclub die zich ook met toerisme bezighoudt. Zijn vereniging wil met auto’s naar de natuur kunnen.
Maar Van Woerkom vergist zich als hij zegt dat openstelling het draagvlak voor natuurbescherming vergroot. Hij vindt dat natuurbeheerders maar moeilijk doen over ecologie en dat natuur onbereikbaar ver-van-m’n-bed is voor de mensen. Maar dat is niet zo. Goed, dat stokpaardje van de grote grazers slaat nergens op, maar verder wordt de natuur almaar wijder opengesteld en worden mensen erheen gelokt. Er zijn nauwelijks terreinen van Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer of de Provinciale Landschappen, waar je niet in mag. Hun kleurenmagazines zijn lastig te onderscheiden van een VVV-blad. Ze staan vol fietsende gezinnen, excursies, picknickplekken, vakantiehuisjes. Reeën kijken met de boswachter, schapenscheren, ’s nachts het bos in, herten horen burlen… Ze hebben wandel-, fiets-, rolstoel-, laarzen-, blotevoeten-, struin-, jog-, mountainbike-, ruiter- en huifkarpaden aangelegd. Boswachters waken niet meer over het bos, maar geven voorlichting.
Hoe meer het natuurlijke en landschappelijke erfgoed recreatieterrein wordt, hoe minder mensen er iets voor overhebben. Het is decor, men gaat liever naar de Efteling, maar het bos is gratis en er is geen opruimplicht voor hondenpoep. Dat werkt averechts, de leden haken af, het draagvlak voor natuurbescherming slinkt. En weer is de reactie: meer recreatie! De natuur wordt een pretpark, en waarom zou je een pretpark beschermen?