De beer is los

In Roemenië leven duizenden beren, een erfenis van de dictatuur van Ceaușescu. Mijn zus en ik zijn met Trouwlezers in de Donaudelta geweest en knopen er een berenexcursie aan vast. We spreken in de Transsylvanische bergen af met een boswachter.
’s Avonds treffen we hem met een assistent bij een schuur. Beiden zijn gewapend. De schuur heeft versplinterde luiken die aan elkaar gespijkerd zijn. “Beren”, zegt de boswachter, “we bewaren hier biscuit.” De assistent neemt een groot pak op de schouders.
We kruisen paadjes; berenpaadjes volgens de boswachter, en komen bij een kijkhut waarvan de deur ook al versplinterd is. De assistent strooit biscuit. Hij heeft zich nog niet bij ons gevoegd, of de eerste beer verschijnt. In twee uur tijd komen er wel acht beren. Ze eten biscuit en vinden prooiresten van wolven.
Ceaușescu verkocht de Roemeense grondstoffen maar vergat het land te ontbossen. Het bosbeheer bestond uit het voeren van beren, potentiële jachtbuit van de tiran. Als hij ging jagen, werden de beren naar een kijkhut gedreven. Ceaușescu kwam per helikopter en werd narrig als hij niet binnen vijf minuten een beer schoot. Twee assistenten laadden ’s mans geweren, terwijl hij knalde. Hij doodde soms tientallen beren op een dag, en honderden tijdens zijn heerschappij. Toch nam het aantal beren toe, want niemand durfde ze te schieten; beren waren voor de grote baas. Ik haal deze kennis uit Monster van God, een boek van David Quammen.
Na de dictatuur schoten buitenlandse rijkaards toe om voor duizenden euro’s beren te schieten. Het beheer bleef gericht op beren en de berenstand steeg tot minstens zesduizend beren. Hoewel de trofeejacht intussen officieel verboden is, gaat ie gewoon door.
De ene beer wisselt de andere af. Een moederbeer met jongen vlucht het bos in als er een grote berenman verschijnt. Een jonge beer klimt in een boom. Als het bijna donker is, lopen we terug, behoedzaam en met gemengde gevoelens.
(Natuurdagboek Trouw maandag 11 november ’19)