De actieve citroenvlinder

Diverse citroenvlinders kruisten mijn pad. Het waren mannetjes, ongetwijfeld op zoek naar vrouwtjes. De vlinders hebben overwinterd en zijn er dus vroeg bij. Over een maand zijn ze allemaal dood.
Maar dan hebben, als het goed is, de mannetjes een vrouwtje gevonden en versierd, na een hele tijd achter haar aan te hebben gefladderd. Citroenvlinders kunnen daarbij zonder veel moeite met een behoorlijke vaart honderden meters afleggen. Ook zoekende, eenzame mannetjes hebben een grote actieradius.
De grote actieradius geldt eveneens voor vrouwtjes die eitjes willen afzetten. Dat doen ze niet op één plek, maar op vele verschillende planten. Ze laat een eitje achter aan de onderkant van een jong blaadje en dwarrelt verder naar een ander jong blaadje.
Ze zoeken vuilboom en wegedoorn voor hun eitjes, twee soorten van bosranden, hagen en houtwallen. Citroenvlinders zijn algemeen, ondanks de enorme kaalslag op het platteland, waar sinds de oorlog meer dan driehonderdduizend kilometer haag en houtwal is gerooid, en de restanten nog steeds gerooid worden. De vlinders redden zich aardig in parken en in wildere tuinen, al moeten er voor de rupsen vuilbomen of wegedoorns zijn.
De rupsen eten het blad van die heesters. Ze blijven aan de onderkant van dat blad en ze zijn groen, dus ze vallen niet op. Eind mei verpoppen ze zich en eind juni verschijnen de eerste individuen van een nieuwe generatie citroenvlinders. Die zijn minder actief, zitten niet achter elkaar aan, zoeken geen blaadjes maar wel bloemen om nectar uit te slobberen. Vlinderstruiken vinden ze lekker, maar ook kattenstaarten en andere (na)zomerbloeiers. De vlinders leiden een bedaagd bestaan, en trekken zich in de herfst terug in takkenbossen, boomholten, dichte struiken en graspollen. Daar overwinteren ze, vrijwel onzichtbaar voor mensenogen, tot ze als een van de eerste vlinders in de vroege lente tevoorschijn komen.
(Natuurdagboek Trouw dinsdag 17 maart ’20)