Dassenpoten in de modder
Op ruim een uur ten oosten van Groningen ligt een snipper oerbos, het Hasbruch. Met Duitse precisie wijzen houten bordjes in de richting van het jachthuis, de Frederikseik en de Amalia-eik. Dat zijn hoogbejaarde eiken met dikke buiken en knoestige stammen, deels dood, deels nog blakend van het leven. Er staat zelfs een hekje omheen, dat voorbijgangers er misschien van weerhoudt hun initialen in de rimpelige bast te kerven.
Dode bomen staan en liggen er ook veel, het duurt tientallen jaren voor het harde eikenhout verrot is. In de tussentijd leven er vogels en vleermuizen in, leven er paddestoelen, insecten en andere kleine dieren van. Dikke keverlarven bijvoorbeeld.
Dikke keverlarven zijn een voedzame hap voor dassen. Hasbruch wordt omringd door bosrijk landbouwgebied en daar houden dassen wel van. Tot aan de rand van de snipper oerbos strekte zich tot voor kort een lang, smal weiland uit langs een sloot. Die sloot was een gekanaliseerde bosbeek. De beek is onlangs in oude luister hersteld en slingert nu weer door een bloemrijk beekdal. Aan de rand is een uitkijktoren gebouwd. Naar beneden kijkend valt een donkerrood stuk beekoever op. Door de kijker blijkt er zonnedauw te groeien. Verderop woekeren wilgeroosjes en koninginnekruid. Dassen vinden hier ongetwijfeld muizennesten – nog een voedzaam hapje.
In een opgedroogde modderpoel staan haarscherpe pootafdrukken van dassen. De dieren zelf laten zich niet zien, in het jachtige Duitsland hebben ze zich in de nacht teruggetrokken voor hun actieve leven. Maar die pootafdrukken zijn overdag zichtbaar met hun aandoenlijke vingerkussentjes. De voorpoten van de das zijn handjes met heel lange nagels. De achterpoten hebben kortere nagels.