Brekebeentjes in het gras

Toen ik laatst mijn gras maaide, ontdekte ik een groep nieuwkomers. Alleen van dichtbij zijn ze te zien: isabelkleurige breeksteeltjes, fragiele kleinoden in de grasmat. Grijs zijn ze, met een vermoeden van oranje, wat naamgevers graag isabelkleurig noemen. Dat vermoeden schemert door hun zacht bepoederde hoed door, en komt van de geelbruine lamellen onder die hoed. Aan de lamellen hangen de sporen, die voor jonge breeksteeltjes zorgen.
Ik moest ze opzoeken; ik weet niet zoveel van paddestoelen, maar vind ze prachtig en ben blij met telkens nieuwe verrassingen. Als je je tuin ecologisch beheert, word je gegarandeerd met bijzondere soorten beloond. Niet dat isabelkleurige breeksteeltjes nou zo zeldzaam zijn, maar alle paddestoelen zijn bijzonder. Het is een groep wezens die niet als plant of dier te beschouwen zijn, ze zijn een klasse op zich, of nee: een rijk. Geen rijke klasse, maar een rijk van klasse.
De zwammetjes heb ik niet gemaaid. Ik maai mijn gras maar drie of vier keer per jaar, vanaf de nazomer, en laat altijd een deel staan als toevluchtsoord voor vlinders, zweefvliegen en ander gespuis. Klein als het is, leeft er van alles, zo leuk!
Tuinieren lijkt voor velen grotendeels uit het voorkomen en bestrijden van leven te bestaan, getuige de chemicaliën die op tuiniersites aangeprezen worden. En dan nog het wieden, schoffelen en maaien. Ik kan juist een veelzijdig tuinleven aanbevelen, het verhoogt mijn leefplezier aanzienlijk!
Even dacht ik trouwens dat ik geen breeksteeltjes had maar kaalkopjes, ook van die brekebeentjes. Die worden door avontuurlijke lieden gegeten, opdat ze met het ingrediënt psilocybine de kabouter in zichzelf wakker maken. Maar nee, het zijn breeksteeltjes, wat me het dilemma bespaart of ik ze zal proeven of niet.
Isabelkleurige breeksteeltjes groeien in gazons, grasvelden en weilanden die niet door kunst- of drijfmest worden geplaagd.
(Natuurdagboek Trouw maandag 18 november ’19)