Bosbouwende akkervogel

In de buurt van eikebomen kun je in de herfst Vlaamse gaaien heen en weer zien vliegen van en naar de kruinen. Ze vervoeren dan een krop vol eikels, die ze in zachte aarde duwen. In magere tijden, tegen het einde van de winter, graven ze die weer op. Niet alleen bewaren ze zo een voorraadje, ook worden de eikels zacht en gaan ze ontkiemen, waarbij de eikel in tweeën splijt. Die zachte, halve eikels zijn gemakkelijker te verteren dan verse, hele, harde eikels. Uit het protocolleren van gaaien bleek dat één gaai wel honderd eikels op een dag kan begraven, oftewel drieduizend in een maand. Protocolleren betekent langdurig observeren en iedere handeling van de vogel turven. Een geduldswerkje, waardoor je een vogelsoort goed leert kennen. En als je dan zoveel eikels telt, raak je onder de indruk van zo’n gaai.
Als de tijden niet bijster mager worden, kan een gaai geen duizenden eikels op. Daarbij vergeet hij er vast een stel. Daaruit kunnen nieuwe bomen ontkiemen. En zo is de Vlaamse gaai een bosbouwer van jewelste. Je zou hem ook akkervogel kunnen noemen, want met die eikels plant hij toekomstige voedselleveranciers voor zijn nageslacht.

Vlaamse gaaien komen voor in bossen, parken en bomenrijk boerenland in heel Europa en Azië. Van Siberië tot in Thailand. Ze eten ook insecten, bessen, eieren, muizen, jonge vogels, maar eikels zijn hun lievelingsmaal. Als er in Noord- of Oost-Europa weinig eikels rijpen, vliegen de gaaien bij duizenden ons land binnen. In Engeland zijn enorme groepen gaaien gemeld, die overzee aan kwamen zetten. Deze herfst zie ik geen invasievluchten. Wel vliegen gaaien af en aan uit eikebomen.