Blije kraaien
Ze komen in Europa maar op een paar plekken voor, en niet altijd in het hooggebergte. Ik ben altijd blij verrast als ik hun opgewonden geleuter hoor. Nu ben ik blij verrast in Ronda, een oud stadje in Andalusië. Ronda wordt gespleten door een 120 meter diepe kloof en bovenop de klip wachten wij op een terras op ons glaasje prik. De wind giert door de kloof en boven de wind uit kletsen de alpenkraaien erop los.
Zwarte kraaien, kauwen of raven zijn er niet; alleen alpenkraaien bevolken de lucht, de rotswanden en de gaten in de pijlers van de eeuwenoude brug die nochtans Nieuwe Brug heet, omdat er verderop een nog oudere ligt. Of staat. De brug staat op poten als Domtorens.
Het is een van de schilderachtigste plekken waar ik ooit een glaasje prik dronk. De oude stad op die rotsen, waar bloemen uit groeien die kolibrievlinders van nectar voorzien. Rotsduiven en huismussen broeden in rotsspleten, drie soorten gierzwaluwen gieren met de wind mee, een kleine torenvalk zweeft onder ons, twee zwarte wouwen zweven boven ons en hoog in de hemel houden vale gieren de wereld in het oog.
Maar die alpenkraaien zijn toch wel da bomb! Ze hebben kromme, vuurrode snavels en even rode pootjes, die ze tijdens hun capriolen soms laten hangen. Dan zet de lage avondzon ze in vuur en vlam. Wat een fraaie beesten en wat een luchtacrobaten! Wij mensen vinden het soms lastig om te erkennen dat dieren plezier kunnen maken, maar voor de salto’s, de duik-, zweef- en glijvluchten van de apenkraaien kan ik geen andere reden bedenken dan pure vreugde.
Hier en daar in Ierland, Wales, Frankrijk, Italië en Griekenland komen alpenkraaien voor, en in vrijwel heel Spanje, maar nauwelijks in Portugal. Alpenkauwen bestaan trouwens ook, hoog in de bergen, die hebben gele snavels.
Op een richel spert een alpenkraaienjong zijn rode keel om gevoerd te worden. Op de brug flikvlooien twee alpenkraaien teder.
(Natuurdagboek Trouw donderdag 13 juni ’19)