Blauwborstjes laten zich zien en horen
Het leuke van april is dat in de natuur het leven losbarst, zeker met dit zonnige weer, al ligt verdroging op de loer. Allerlei vlinders, bijen, zweefvliegen en libellen verschijnen, allerlei planten schieten op, bladeren botten uit en vogels arriveren uit Afrika.
Visdiefjes, rietzangers, braamsluipers komen binnen, de eerste karekieten, grasmussen en tuinfluiters dienen zich aan. Al een week of drie worden er blauwborstjes gezien. Net ver van mijn huis is een plek waar je er, als je er geduldig blijft staan, meestal wel twee te zien krijgt. Twee mannetjes die zich in vol ornaat vertonen en laten horen. Ze zingen een veelzijdig en chaotisch repertoire, en combineren dat graag met een baltsvluchtje. Dan fladderen ze op en laten ze zich weer naar de aarde zweven met een opgewekt staartje. Er zijn meer zangvogels die dat doen, grasmussen en rietzangers bijvoorbeeld.
Maar grasmus noch rietzanger heeft oranjerode vlekken op zijn staart, laat staan een rood met zwart gebandeerde, glanzend blauwe borst en keel. In dat blauw zit een witte kern. In Noord-Europa broedt een blauwborstlijn met rode kern, de zogenoemde roodgesterde blauwborst, maar die ondersoort komt bijna nooit in Nederland. Vaak heb je een verrekijker nodig om die kleuren goed te zien, maar wie vogels wil zien, heeft natuurlijk sowieso een kijker bij zich. Al kun je geluk hebben. Vorige week stond ik vijf minuten stil bij een zingende blauwborst. Hij zat in het riet en ik zag hem omdat hij erin dwarrelde na zo’n baltsvlucht. Ineens vloog ie naar me toe en nam op twee meter afstand plaats op een hek.
Blauwborstjes waren zeldzaam geworden maar profiteerden van de rietvelden in de drooggelegde Flevopolders, en breidden zich vervolgens uit over grote delen van Nederland. Behalve in verlandend riet met wilgen zie ik ze in slootkanten, op vochtige heidevelden, in struwelen in de duinen en soms zelfs op akkers.
(Natuurdagboek Trouw donderdag 21 april ’22)