Bij bewustzijn
Rob Schouten stelde zich maandag in Trouw de vraag, waarom bewustzijn aan de mens voorbehouden is. Bewustzijn moet geëvolueerd zijn, omdat het voor mensen voordelen had. ‘Waarom zou het voor dieren niet nuttig zijn?’ vraagt Rob zich af.
Apen, duiven, dolfijnen en olifanten blijken zichzelf in de spiegel te herkennen. Kraaien en zelfs kakkerlakken kunnen soms verrassend strategisch handelen, al beweerde Descartes nog zo stellig dat dieren redeloze machines zijn. Nochtans lijken mensen stukken bewuster van zichzelf en hun omgeving dan andere zoogdieren. Voor andere dieren zou bewustzijn ook nuttig kunnen zijn. Voor mensen zou ook van alles nuttig kunnen zijn: klimmen als slingerapen, zwemmen als dolfijnen en vliegen als vleermuizen. Toch evolueerde de mens niet tot vlieger en de vleermuis niet tot boekhouder. Evolutie werkt niet volgens vooropgezet plan.
Bewustzijn heeft ongetwijfeld voordelen, al zijn die nog niet zo eenvoudig te benoemen. In de evolutie gaat het bovendien om voordelen die de voortplantingskansen verhogen. Het groepsgewijs imiteren van een goeroe zou tot verruiming van het zelfbewustzijn kunnen leiden, maar bevordert het de overlevingskansen? Misschien, het tegendeel is niet te bewijzen. Wat is bewustzijn eigenlijk? Het besef dat je bestaat en het besef waar de grens ligt tussen jou en de omgeving? Zoiets is het. Het vereist vermoedelijk een behoorlijk ontwikkeld denkvermogen.
Zou zelfbewustzijn een bijproduct zijn van onze intelligentie? Van ons vermogen verbanden te leggen tussen oorzaak en gevolg? Het zou kunnen. Bewustzijn ‘zetelt’ in de hersenen. Hoewel je ook daarover kunt redetwisten. Ooit zag ik een aflevering van de Britse televisiegrappenmakers The Young Ones. Een van hen was onthoofd. ‘Ligt mijn lichaam daar en ben ik hier?’ vroeg het hoofd zich af, ‘of lig ik daar en staat mijn hoofd hier?’
Als bewustzijn het gevolg is van intelligentie, dan is het de vraag waardoor intelligentie is geëvolueerd. Waarschijnlijk verhoogde een iets groter analytisch denkvermogen de overlevings- en daarmee de voortplantingskansen van een individu. Dat individu leefde langer dan zijn soortgenoten en had meer tijd voor het verwekken en grootbrengen van nageslacht. Bollebozen kregen meer kinderen dan minder intelligente soortgenoten. Hun kinderen erfden meer intelligentie. Zo groeide met elke generatie het aandeel slimmeriken en werd de soort gemiddeld steeds iets intelligenter. Stapje voor stapje, waarbij ieder stapje een verbetering was. Er kan niet tijdelijk iets nadeligs ontstaan als tussenfase naar een nog veel beter einddoel.
Stel dat een oog in ons achterhoofd onze overlevingskansen drastisch zou verhogen. Dan krijgen we zo’n achteroog alleen als het stap voor stap kan ontstaan en mits ieder tussenstapje onze voortplantingskansen verhoogt. Evolutie is geen ontwerper die uitrekent welk soort oog op welke plek optimaal is, en ons daarheen voert. Was er wel zo’n optimaal ontwerp, dan waren onze bestaande ogen wel slimmer ontworpen, met een oogzenuw achter het netvlies en niet erop. Welke ontwerper bedenkt nou ogen met een blinde vlek?
Jachtluipaarden vingen herten. De snelste waren in het voordeel. Jachtluipaarden evolueerden met sprint-vermogen als stuwende kracht. Onze voorouders wisten soms ook een hert te verschalken,– een hert betekende een stampvolle maag. De een was handiger in de hertenvangst dan de ander. De beste hertenvangers hadden meer te eten en stonden in aanzien. Zij waren in het voordeel. Niet snelheid gaf hen dat voordeel – een hert inhalen lukte toch niet. Waarschijnlijk konden beter afstanden schatten en stenen mikken dan hun medemensen. Eigenschappen waarvoor een grotere intelligentie nodig was. Zo zou intelligentie kunnen zijn toegenomen en daarmee het bewustzijn.
2 gedachten over “Bij bewustzijn”
Vergeten mijn mailadres bij de reactie te plaatsen, bij deze!
De bewering dat de zenuwen het licht belemmeren is ontkracht door de uitkomst van onderzoek van wetenschappers verbonden aan de Universiteit van Leipzig.
Zij toonden aan dat het oog van gewervelden een ingenieuze eigenschap heeft waarmee zelfs het geringste nadeel van zenuwen voor de lichtreceptoren wordt overwonnen.
Het licht wordt verzameld en door het zenuwnetwerk geleid naar de receptoren via de Müllercellen, die zich gedragen als optische vezels. Elke kegelcel heeft één Müllercel die het licht tot zich leidt, terwijl meerdere staafjes dezelfde Müllercel kunnen delen.
Dit betekent dat er genoeg ruimte in het oog is voor alle neuronen (zenuwcel) en synapsen enz., maar evengoed kunnen de Müller cellen maximaal licht opvangen en doorgeven’.
– Oogonderzoeker, Andreas Reichenbach zegt:
De Müllercellen werken bijna net zoals een optische vezelplaat, die binnen optische wetenschappen worden gebruikt om zonder gebruik van een lens een beeld met slechts weinig vervorming over te brengen. De cellen hebben zelfs de juiste brekingsindex variatie voor ‘beeldoverdracht met minimale vervorming en verlies door het netvlies van gewervelden’.
De Müllercellen presteren zelfs beter dan optische vezels, omdat zij trechtervormig zijn, waardoor er meer licht voor de receptoren wordt verzameld. De brede ingangen van de Müllercellen bedekken het volledige netvliesoppervlak, en verzamelen zo de maximale hoeveelheid licht’.
‘De natuur is zo ingenieus. Dit betekent dat er genoeg ruimte in het oog is voor alle neuronen (zenuwcel) en synapsen enz., maar evengoed kunnen de Müllercellen maximaal licht opvangen en doorgeven.’ [8]
Conclusie
De teruggeleide bedrading van onze ogen is niet alleen een goed ontwerp en noodzakelijk voor het juiste functioneren, het wordt ook nog eens met een ingenieuze optische vezelplaat gecoördineerd. Het oog van gewervelden heeft dus het voordeel van een rijke bloedvoorziening achter de receptoren zonder het nadeel van zenuwen die het licht blokkeren. Dergelijke bijzondere coördinatie tussen de onderdelen wijst naar een Ontwerper die ons menselijk verstand te boven gaat.
Wellicht dat uw blinde vlek voor evolutie u het zicht op de ontwerper ontneemt! 🙂 Als u er anders over denkt hoor ik het graag!
Reacties zijn gesloten.