
Jacob van Maerlant schreef in de Middeleeuwen een natuurencyclopedie, waarin hij de teelballen van bevers aanprees als heilzaam middel. Maerlant had geen last van wetenschappelijke beperkingen. Alternatieve genezers hebben daar nog steeds geen last van. Sommigen menen dat je botergeil wordt van bevergeil. Bevergeil is de was waarmee bevers zich invetten. Het zit in twee klieren die voor beverballen werden aangezien. En ballen worden gassocieerd met geilheid. Beverwas werd bevergeil genoemd. Het spul is pijnstillend, omdat bevers wilgenbast eten en wilgenbast salicylzuur bevat. Van salicylzuur wordt aspirine gemaakt.
Bevers werden uitgeroeid omdat ze hout omknaagden, omdat hun bont en leer gewild waren, en bovendien hun ‘geil’, omdat ze door katholieken op vrijdag gegeten mochten worden (de kerk schaarde de bever onder de vissen) en omdat mensen graag doodden. In Nederland werd de laatste bever geschoten bij Zalk, in 1826.
Maar nu maakt het enorme knaagdier een comeback. Eerst werden Duitse bevers uitgezet in de Biesbosch, waar ze niet deden wat ze moesten doen. Ze maakten nauwelijks dammen, want dammen bouwen ze alleen als ze dammen nodig hebben. Ze knaagden niet alleen wilgen, maar vooral de weinige niet-wilgen om. Bevers willen variatie. Natuurbeheerders ook, maar bevers maakten het wilgenbos nog monotoner.
Bevers komen intussen op meerdere plekken voor. Ze zijn uitgezet of zwemmen het land door. Biesbosch, Millingerwaard en Flevolandse moerasbossen zijn het beverrijkst. Er zijn er honderden en de eerste burchten zijn reeds afgegraven, vanwege oeverschade. En hou genezers in de gaten, op zoek naar bevergeil. Het afsnijden van de klieren zou in hun ogen castratie zijn. Misschien heten bevers in het Latijn daarom wel Castor.
Nieuwe boeken van KNNV Uitgeverij: Bevers, van Jasja Dekker en Stefan Vreugdenhil (€19,95) en Avonden aan de waterkant van Willy de Koning (€14,95).