Berijpt blauwe libel (geen libelle)
In landgoed Oranjewoud bij Heerenveen snorren libellen boven de gracht die het landgoed doorsnijdt. Blauwe libellen met een kort, breed gebouwd lijf. Er lijken rijpdruppeltjes op ze te parelen. Ik houd ze voor oeverlibellen, want die zie ik vaak; ze zijn algemeen en niet schuw.
Maar dankzij foto’s zie ik thuis dat het geen oeverlibellen, maar daarop lijkende bruine korenbouten zijn. Die hebben net zo’n breed, gedrongen lijf, en zijn eveneens berijpt blauw, met zwarte bovenrug en kont. Maar hun ogen zijn nog blauwer dan die van oeverlibellen en anders dan oeverlibellen hebben ze schaduwvlekjes aan begin en uiteinde van hun vleugels.
Die vrouwtjes zijn de reden dat deze blauwe libellen bruin worden genoemd. De vrouwtjes zijn bruin. Het gebeurt niet vaak dat een soortnaam uitgaat van de vrouwelijke verschijning, en in die zin zou je ze geëmancipeerd kunnen noemen. Dat geldt overigens niet voor hun gedrag, waarin de mannen net zo dominant als andere libellensoorten achter de vrouwen aanjagen. Het mannetje grijpt een vrouwtje in haar nek en laat pas los nadat ze toegeeft, dat wil zeggen haar lijf naar voren buigt en ’s mans donatie in ontvangst neemt, waarna ze onder zijn begeleiding eitjes afzet op waterplanten.
Libellenkenners herken je doordat ze het over een libel of over libellen hebben. Niet-kenners hebben het over een libelle of over libelles. Het lijkt een irrelevant verschil. Dat dacht ik ook, tot ik het boek Jong & Wild schreef, over de natuur van Flevoland. In Almere werden toen Libelledagen georganiseerd en bijna was ik erheen gegaan.
Libellen hebben multifocale ogen, die naar boven verziend zijn om een boomvalk of andere vijand te zien aankomen, en naar beneden bijziend om een prooi te ontdekken. Ze jagen op kleine insecten.
Bruine korenbouten zitten graag op een blad of tak en willen begroeid water. Oeverlibellen waarderen zandige oevers als zitplaats.
(Natuurdagboek Trouw woensdag 15 juni ’22)