Beer!
Drie keer heb ik een dag of nacht gewijd aan het zoeken naar een bruine beer: in Spanje, Zweden en Roemenië. Ik zag geen beren. Geeft niks, het gaat om de spanning en je ziet altijd wel wat. In Spanje zag ik gieren en gemzen. In Zweden zag ik veelvraten en elanden. Daar waren mijn kinderen bij. Dochter vroeg of dat niet gevaarlijk was, beren.
“Niet als we voorzorgmaatregelen nemen”, zei ik. “Hoe dan”, vroeg dochter. Ik citeerde de Amerikaanse schrijver Bill Bryson: “we gaan met iemand die minder snel kan rennen dan wij.” Dochter lachte. “We dragen een belletje zodat we de beer niet verrassen.” Dochter knikte. “En we letten goed op of er beren zijn. Dat zie je aan verse berenpoep. Weet je hoe je berenpoep herkent?” Dochter schudde haar hoofd. “Een grote, dampende drol met een belletje erin.”
In Roemenië liep ik mee met een boswachter: een beer van een vent, met een norse, kale kop en een pistool. Niet iemand die ik graag in een donker bos zou tegenkomen. Zwijgend slopen we door het woud, rond spiedend, hij met de hand op zijn wapen. We betraden een hut met kijkgaten. De trap was gesloopt door beren. Beren kunnen mensen verscheuren, maar doen dat zelden. Wel doden mensen duizenden beren per jaar. Deze kijkgaten waren vast schietgaten.
De boswachter deed mij geen vlieg kwaad. Ik daagde hem natuurlijk ook niet uit. In het Bijbelverhaal 2Kon.2:24 wordt de profeet Elisa wel uitgedaagd door 42 kinderen. Ze roepen “kaalkop”. De profeet vervloekt hen, en God stuurt twee berinnen die de kinderen verscheuren. Het verscheuren van 42 kinderen moet uren geduurd hebben. Keek Elisa al die tijd handenwringend toe, denkend: dat zal ze leren!?
Ik wist niet eens wat kaalkop in het Roemeens was. De boswachter gaf me een por en wees. Waarachtig, daar hobbelde een enorme beer tussen de bomen door. Hij stak soms zijn neus snuffelend omhoog. Hij vond iets eetbaars en ik hoorde hem smakken.
(Natuurdagboek Trouw maandag 13 januari ’20)
2 gedachten over “Beer!”
Dank je Jan! Geen stukjes dus, behalve dan dat belletje natuurlijk!
berestont is superleuk, je kunt makkelijk zien wat ze eten en het is een dier met engelengeduld dat bramen en vuilboombessen met kilos eet en er de bijhorende hopen van produceert. Zelden mengsels, mais, braam, rozebottel, vuilboom, pruim, peer, appel, kriek, walnoot en des zomers grasdrollen die weer op varkensdrollen lijken, de hopen zijn durchfall, het zijn steeds vrijwel eensoortige hopen, deels omdat het fruit natuurlijk niet gelijktijdig beschikbaar is, maar ook omdat ze niet hap snap eten, edoch heel lang, uren, hetzelfde doen. Die van peer zijn het ergst, want daar glijdt je maanden later nog over uit als ze onder de sneeuw liggen. Stront van schaap gemaakt lijkt meer varkenspoep, of mensenpoep, ruikt ook viezig. Ze eten bot, ribben tenminste, ook op en kauwen het fijn, je ziet er geen stukjes in de stront van zitten en haar ook niet. Dat is bij honden, wolven en vossen weer anders (wat je erin ziet zitten).
Reacties zijn gesloten.