Akkerranden – geen olifanten in het bos
Hoopvol verhaal in Trouw laatst van Kees de Vré over bloeiende akkerranden. Die hebben de toekomst, want het Europese landbouwbeleid wordt herzien. Werd het miljardenbudget jarenlang bijna helemaal gestoken in nóg grotere en intensievere bedrijven, nu komt er een verschuiving naar plattelandsontwikkeling en vergroening. Met natuurlijke akkerranden bijvoorbeeld. Dat is mooi, want na twintig jaar akkerrandenbeheer is gebleken hoe succesvol dat kan zijn. De Werkgroep Grauwe Kiekendief heeft dat onderzocht. Als je 7 procent van het akkeroppervlak als natuur wilt inrichten, en Europa wil dat, is het effect groter als je daar een raster van akkerranden van maakt, dan wanneer je hier en daar een los perceel braak legt. Maar dan moeten die randen wel breed genoeg zijn: zeker een meter of tien.
Ik schreef verschillende boeken over akkernatuur en ontmoette tientallen akkerbouwers. Velen proberen er voor de natuur het meeste uit te halen, en gaan zelfs door als de subsidiekraan dichtgaat. Anderen zijn geneigd zich tot een strookje korenbloemen en klaprozen te beperken. Ziet er leuk uit voor de fietser en als het voor de zaadvorming gemaaid wordt, waait er niets het maïsveld in. Natuurwaarde nul. Liever 1 kilometer akkerrand van 12 meter breedte dan 4 kilometer van 3 meter.
Natuurbeheer heeft op de ene plek meer kans van slagen dan op de andere. Je kunt miljoenen steken in olifantenbeheer op de Veluwe, de kans dat zich daar olifanten melden blijft nihil. Zo is het ook met hamsters, veldmuizen, hazen, leeuweriken, velduilen, kiekendieven, geelgorzen, kwikstaarten, scholeksters, honingbijen, patrijzen en al die andere akkerdieren. Laten we hopen dat de vergoeding van 1750 euro per hectare akkernatuur besteed wordt aan brede akkerranden in kansrijke gebieden. Anders is het weggegooid geld.
( Natuurdagboek Trouw, 6 feb. 2013 )