Aalscholvers krijgen de schuld

In de Volkskrant las ik zaterdag een alarmerende bericht over tienduizenden vissen in Enkhuizen, die dreigden te verstikken, omdat ze op een kluit in een doodlopende gracht opgesloten zaten. Ze zijn met een groot net achter een motorbootje naar zuurstofrijker water gesleept, waarna het net voor de doodlopende gracht is gespannen. Vanzelfsprekend werden aalscholvers zonder pardon als schuldigen genoemd.
Aalscholvers kunnen goed vissen. Soms jagen ze groepsgewijs vis op. Dat is een heel spektakel: de achterste aalscholvers klapwieken steeds naar voren, waar ze met veel misbaar in het water plonzen. Dat ze op die manier als groep vissend een binnenstad ingaan, lijkt mij sterk. Ik heb het nog nooit gezien of erover gehoord.
Er hoeft maar iets met vis aan de hand te zijn, of aalscholvers krijgen de schuld. Terwijl het enige wat aalscholvers fout doen, het scholven van alen is. Wij mensen willen alen zelf uitroeien, dat gunnen we die vogels niet.
Nu zijn aalscholvers grote visliefhebbers, maar welke soort vis ze eten zal ze worst wezen. Tenminste, ze hebben vast voorkeuren, maar voor zover we daar iets over weten, is het dat aalscholvers eten wat de pot schaft.
Wat de pot schaft betekent: de soorten die voorhanden en gemakkelijk te verschalken zijn. Ofwel de talrijkste vissen die niet te diep zwemmen. Dat blijken vooral vissen te zijn waarin mensen niet geïnteresseerd zijn: pos bijvoorbeeld, en brasem. De vissoorten die niet door mensen worden weggevangen zijn de enige die in groten getalen voorkomen.
Behalve bij gesloten sluisdeuren of andere versperringen van waterdoorgangen. Daar kunnen ophopingen van vissen ontstaan, zeker van trekvissen als stekelbaarsjes. Waar die zich ophopen zijn aalscholvers er als de kippen bij. En als voorbijgangers dan al die opgesloten vissen zien met op iedere paal een likkebaardende aalscholver, dan wordt het causale verband zomaar omgedraaid.
(Natuurdagboek Trouw donderdag 3 februari ’22)