
Zodra de buien wijken en de Thames schittert in de middagzon, ontvluchten we de tjokvolle Tate Modern. We passeren een kraampje met twee in legergroene poncho’s gehulde lieden. Ze stallen vogelboeken uit en een bordje van de RSPB, de Britse Vogelbescherming. Een paar meter verderop fixeert een derde vogelbeschermer een kleine telescoop. Hij richt de kijker op de top van de stenen toren van het museum. Hoog op een richeltje blijkt een bijzondere stadsvogel te zitten: een slechtvalk. De valk ziet er verfomfaaid uit en strekt een vleugel. Kennelijk zit de vogel er al een tijd, de hoosbuien trotserend. Of het een mannetje of vrouwtje is te zien aan het formaat, maar dat is op deze afstand pas in te schatten, als er iets naast zou zitten. Een kraai bijvoorbeeld of een meeuw. Maar kraaien en meeuwen kijken wel uit voor een slechtvalk. Zeker een vrouwtjesvalk zou hen kunnen pakken, want vrouwtjes zijn een stuk groter dan mannetjes. Zo kan een vrouwtje haar kroost gemakkelijker bebroeden en verdedigen en zijn man en vrouw in prooien van verschillende omvang geïnteresseerd, zodat ze elkaar niet beconcurreren, maar aanvullen. Deze slechtvalk zal wel achter de vele stadsduiven aanjagen.
Slechtvalken waren in de jaren ’60 bijna uitgestorven in West-Europa. In Engeland bleek dat na een hartstochtelijk pleidooi van duivenhouders, om de slechtvalkenplaag nou eindelijk eens aan te pakken. Er bleek geen slechtvalk meer te vinden te zijn. Ze waren vergiftigd door DDT.
Na het verbod op dat vergif zijn de vogels uitgezet in Duitsland, vanwaar ze zich verspreidden. In Nederland broeden nu een stuk of twintig paartjes. In Engeland meer, maar op de Tate wordt niet gebroed.
Recente reacties